Onroerendezaakbelastingen (OZB)
Onder de naam “onroerendezaakbelastingen” worden van onroerende zaken die binnen de gemeentegrenzen liggen de volgende belastingen geheven:
- Een gebruikersbelasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken gebruiken. Dit geldt alleen voor niet-woningen.
- Een eigenarenbelasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar eigenaar zijn van onroerende zaken. Dit geldt voor woningen en niet-woningen.
Het tarief van de onroerendezaakbelastingen wordt weergegeven als een percentage van de waarde van een onroerende zaak. Daalt de gemiddelde waarde van de objecten, dan stijgen de tarieven OZB meer. Stijgt echter de waarde, dan dalen de tarieven. Door het hanteren van deze systematiek betaalt de belastingplichtige van een gemiddeld gewaardeerd object het voor dat jaar van toepassing zijnde indexatiepercentage meer dan in het voorgaande jaar.
De heffingsgrondslag voor 2025 is de waarde van de onroerende zaak naar peildatum 1 januari 2024. Hierbij is rekening gehouden met de waardeontwikkelingen tussen de vorige waarde-peildatum 1 januari 2023 en de geldende waarde-peildatum 1 januari 2024.
Ontwikkeling tarieven OZB-gemeente Cranendonck:
Tarieven |
2023 |
2024 |
2025 |
Woningen |
|
|
|
Eigenaren |
0,1019 % |
0,1028 % |
0,1068% |
Niet-woningen |
|
|
|
Eigenaren |
0,2799% |
0,2879% |
0,3094% |
Gebruikers |
0,2221% |
0,2285% |
0,2456% |
In 2024 verhogen we de ozb met 9,3%. Enerzijds stijgt de ozb-opbrengst met het inflatiepercentage (2,3%) en een compensatie voor het niet verhogen het rioolrecht en de afvalstoffenheffing (4%). Anderzijds stellen wij een verhoging van 3% voor om de extra lasten van de gemeenschapsvoorzieningen te dekken. Deze extra opbrengst van 3% (€ 177.000) storten we in de reserve gemeenschapsvoorzieningen.
De tarieven van de OZB worden berekend op basis van deze parameters gecorrigeerd voor de gemiddelde stijging van de waarde van een huis. Een woningeigenaar waarvan de waarde van de woning gelijk is aan de gemiddelde waardestijging betaalt in 2025 9,3% meer ozb dan in 2024. In de verordening "Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen 2025" worden de nieuwe tarieven opgenomen. Op het moment van samenstellen van de begroting zijn deze tarieven nog niet bekend. De verordening "Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen 2025" wordt nagezonden.
Opbrengst OZB |
Raming 2025 |
Eigenaren woningen en niet-woningen |
€ 5.393.108 |
Gebruikers niet-woningen |
€ 1.115.838 |
Totaal |
€ 6.508.946 |
Afvalstoffenheffing
Afvalstoffenheffing wordt geheven van degenen die in de gemeente gebruik maken van een perceel waarvoor een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afval geldt.
De afvalstoffenheffing in de gemeente Cranendonck bestaat uit een vast en een variabel gedeelte. Elk huishouden is het vaste gedeelte verschuldigd. Het variabele gedeelte bestaat uit het aantal ledigingen, waarbij de bestemming (container voor gft-afval of restafval) en de grootte van de container van invloed zijn op het tarief.
Uitgangspunt bij de bepaling van de tarieven is een kostendekkendheid van 100%. De opbrengsten mogen op begrotingsbasis niet hoger zijn dan de kosten. Per saldo stijgen de kosten van de afvalinzameling en –verwerking. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door jaarlijkse indexeringen op contracten. Om de woonlasten in 2025 stabiel te houden berekenen wij deze kostenstijging (€ 6,27 per huishouden) in 2025 niet door in het vastrecht. De kostenstijging vangen we op binnen de voorziening afvalstoffenheffing. De hoogte van de voorziening afvalstoffenheffing bedraagt op 31-12-2024 € 414.567. Deze voorziening heeft naast het alloceren van gelden verkregen via heffingen van burgers tot doel om fluctuaties in de tariefstelling van de afvalstoffenheffing tot een minimum te beperken.
Op de milieustraat wordt het tarief voor bladafval gratis van 1 januari tot 1 maart en van 20 oktober tot en met 31 december. Het tarief voor de ondergrondse restafvalcontainer wordt met een derde verlaagd omdat de 60L inwerpklep minder goed gevuld kan worden dan een minicontainer.
Ontwikkeling tarieven afvalstoffenheffing gemeente Cranendonck:
|
2023 |
2024 |
2025 |
Vastrecht per jaar |
€ 190,25 |
€ 172,92 |
€ 172,92 |
Ledigen container gft-afval |
|
|
|
140 liter * |
€ 2,75 |
€ 2,75 |
€ 2,75 |
240 liter * |
€ 3,75 |
€ 3,75 |
€ 3,75 |
Ledigen container restafval |
|
|
|
60 liter (ondergronds) |
|
€ 6,00 |
€ 4,00 |
140 liter |
€ 14,00 |
€ 14,00 |
€ 14,00 |
240 liter |
€ 24,00 |
€ 24,00 |
€ 24,00 |
* 20 oktober tot en met 31 december gratis
Rioolheffing
De rioolheffing wordt geheven van de gebruiker van een perceel, waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Met ingang van 2018 is er nieuw systeem van heffen van toepassing. Om meer tegemoet te komen aan het principe “de vervuiler betaalt” wordt vanaf 2018 de rioolheffing gebaseerd op het geloosde water op het riool op basis van de waterverbruik gegevens van Brabant Water. Dat deze wijze van heffen een verschuiving te zien geeft is evident. De rioolheffing voor bedrijven en niet-woningen zal afhankelijk van hun gebruik worden bepaald. De termijn waarbinnen het beoogde tarief voor particulieren op basis van het vastgestelde vGRP bereikt wordt, zal als gevolg van de nieuwe heffingssystematiek toenemen.
In het vGRP is weergegeven hoe de gemeente haar zorgplichten de komende planperiode vorm zal geven. De kosten die hiermee gepaard gaan zijn ook in het plan verwerkt. In november 2020 stelde uw raad het vGRP 2021-2025 vast. Hierin zijn de lasten en baten voor het product riolering onderbouwd voor de periode 2021-2025. De rioolheffing is gebaseerd op dit vGRP.
Om de totale woonlasten in 2025 stabiel te houden voeren we de in het vGRP 2021-2025 opgenomen verhoging van het rioolrecht van 2025 (€ 8,00) niet door. Het voorgestelde tarief 2025 € 228,60 is gelijk aan het tarief van 2024. De omvang van de voorziening riolering is voldoende om de lagere opbrengst als gevolg van het niet verhogen van het rioolrecht op te vangen. In de begroting is voor het jaar 2025 rekening gehouden met de volgende tarieven.
De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1 onder a bedraagt per jaar:
a. |
Van 0 m3 tot en met 250 m3 |
|
€ 228,60 |
b. |
Van 251 m3 tot en met 500 m3 |
Bedrag onder a. + € 141,00 |
€ 369,60 |
c. |
Van 501 m3 tot en met 750 m3 |
Bedrag onder b. + € 141,00 |
€ 510,60 |
d. |
Van 751 m3 tot en met 1.000 m3 |
Bedrag onder c. + € 141,00 |
€ 651,60 |
e. |
Van 1.001 m3 tot en met 1.250 m3 |
Bedrag onder d. + € 141,00 |
€ 792,60 |
f. |
Van 1.251 m3 tot en met 1.500 m3 |
Bedrag onder e. + € 141,00 |
€ 933,60 |
Indien in een belastingtijdvak meer dan 1.500 m3 wordt verbruikt, is boven het ingevolge het onder f verschuldigde bedrag een recht verschuldigd van € 141,00 per jaar van het belastingtijdvak, voor elke hoeveelheid van 250 m3 of gedeelte daarvan waarmee de hoeveelheid van 1.500 m3 wordt overschreden.
De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1 onder a en b bedraagt per jaar:
a. |
Tot 15.000 m3 is de opbouw van de belasting gelijk aan het vermelde onder artikel 3, lid 1 onder a; |
|
b. |
Boven de 15.000 m3 maar minder dan 30.000 m3 |
€ 11.580,00 |
c. |
Boven de 30.000 m3 maar minder dan 100.000 m3 |
€ 23.160,00 |
d. |
Boven de 100.001 m3 |
€ 34.740,00 |
Ontwikkeling tarief rioolheffing:
Tarief per jaar |
2023 |
2024 |
Voorlopige 2025 |
Gebruiker |
€ 210,00 |
€ 228,60 |
€ 228,60 |
Rioolheffing 2025 |
Raming |
Kosten van riolering (inclusief BTW) |
€ 2.582.340 |
Opbrengsten |
€ 2.350.000 |
Het exploitatietekort in 2025 bedraagt en komt uit voorziening riolering |
€ 232.340 |
Toeristenbelasting
Onder de naam toeristenbelasting wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.
In 2019 is door een extern bureau onderzoek gedaan naar de heffing en innig van de toeristenbelasting. Op basis van dit onderzoek is het aantal overnachtingen verhoogd van 100.000 naar 150.000 en is het tarief van de toeristenbelasting in overeenstemming gebracht met de gemeenten in de regio. Het tarief is verhoogd van € 1,10 naar € 1,50. Voor 2025 stellen we voor om het tarief te verhogen met inflatiepercentage van 2,3%.
Ontwikkeling tarief toeristenbelasting
Tarief per overnachting |
2023 |
2024 |
Voorlopig 2025 |
Bedrag |
€ 1,55 |
€ 1,60 |
€ 1,65 |
Tarief per seizoen/jaar |
2023 |
2024 |
Voorlopig 2025 |
Bedrag |
€ 324,45 |
€ 337,10 |
€ 344,85 |
In afwijking van het tarief per overnachting bedraagt met ingang van 2020 een tarief voor het verblijf in verhuurde kampeermiddelen op een vaste standplaats of woningen op een recreatieterrein, die voor een seizoen of jaar worden verhuurd.
De (geraamde) opbrengst van de toeristenbelasting bedraagt voor:
Werkelijk 2022 |
Werkelijk 2023 |
Raming 2024 |
Raming 2025 |
€ 230.452 |
€ 232.306 |
€ 247.366 |
€ 253.066 |
Begraafrechten (v/h Lijkbezorgingrechten)
De naam “lijkbezorgingrechten” is gewijzigd in begraafrechten. Hierbij worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. De tarieven voor 2025 zijn gebaseerd op de tarieven 2024 aangepast met de inflatiecorrectie. Hierbij is rekening gehouden met een afronding van de tarieven op 5 eurocent.
In de laatste jaren neemt het percentage begraven ten opzichte van cremeren af. Hierdoor nemen de inkomsten verder af. De geraamde opbrengst voor begraafrechten zijn vanaf 2021 met € 30.000 naar beneden bijgesteld.
Werkelijk 2022 |
Werkelijk 2023 |
Raming 2024 |
Raming 2025 |
€ 42.042 |
€ 34.852 |
€ 54.899 |
€ 54.899 |
Leges
Onder naam “leges” wordt een aantal verschillende rechten geheven voor verstrekte diensten. De tarieventabel kent dan ook een diversiteit aan tarieven.
De kostendekkendheid van de leges en overige rechten en heffingen dient op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) jaarlijks te worden onderbouwd. Voor belastingjaar 2025 is geen aanvullend onderzoek gedaan. De tarieven voor 2025 worden voor het merendeel gebaseerd op de tarieven 2024 aangepast met de inflatiecorrectie (2,3%). Hierbij houden we rekening met een afronding van de tarieven op 5 eurocent.
Verder houden we bij het bij de berekening van de legestarieven rekening met de kaders van uw raad. Geconcludeerd is dat het bereiken van 100% kostendekkendheid van tarieven complex is. Dit is complex omdat we rekening moeten houden met regionale afspraken, kaders van de raad, maatschappelijke doelstellingen en wettelijk vastgestelde tarieven. Het kostendekkingspercentage 2025 voor de totale leges komt uit op 78,20% (2024: 72,69%). De verhoging van het kostendekkingspercentage wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de tarieven van de omgevingswet met meer dan 2,3% zijn verhoogd. Deze verhoging was nodig om de verwachte kostenstijgingen op te vangen.
Hierna wordt toegelicht welke onderdelen niet 100% kostendekkend zijn en wat hiervan de reden is.
Hoofdstuk |
Percentage 2025 |
Percentage 2024 |
Percentage 2023 |
Percentage 2022 |
Hoofdstuk 1: Algemene Dienstverlening |
84,00% |
81,35% |
96,00% |
95,20% |
Hoofdstuk 2: Dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet |
78,72% |
70,06% |
94,70% |
99,20% |
Hoofdstuk 3: Dienstverlening vallend onder de Dienstenrichtlijn en niet vallend onder hoofdstuk 2 |
19,73% |
26,69% |
16,80% |
23,40% |
Hoofdstuk 1: Algemene Dienstverlening
De kostendekkendheid voor Hoofdstuk 1 (integraal) komt uit op 84,00%. Op dit Hoofdstuk wordt geen 100% kostendekkendheid gehaald omdat:
1. Verschillende tarieven (reis- en rijdocumenten, Verklaring Omtrent Gedrag, kansspelautomaten) aan een wettelijk maximum zijn gebonden;
De stijging van de salariskosten is groter dan de verhoging van de maximum tarieven.
2. In MRE-verband zijn voor het hoofdstuk telecommunicatie regionale afspraken over de hoogte van de tarieven voor het (ver)leggen en onderhouden van kabels en leidingen
voor gemeenten;
3. De raad als kader heeft meegegeven dat de gehandicaptenparkeerkaart om niet wordt verstrekt.
Hoofdstuk 2: Dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet
De kostendekkenheid van Hoofdstuk 2 (integraal) komt uit op 78,72%. Op dit Hoofdstuk wordt geen 100% kostendekkendheid gehaald omdat:
- De invoering van de Omgevingswet in 2024 gevolgen had voor de opbouw van de tarieventabel bij de legesverordening zoals deze jaren lang is gebruikt. Er zijn nieuwe instrumenten en producten en oude veranderen of vervallen.
- De komst van de Omgevingswet veel onzekerheden met zich meebrengt: voor 2025 moeten we nog inschatten hoeveel/welke initiatieven met welke procedure aangevraagd gaan worden. Daarnaast moet worden ingeschat hoe veel tijd de nieuwe instrumenten, processen en procedures kosten. We hebben in 2024 nog te weinig ervaringscijfers opgebouwd om hier een adequate inschatting van te maken. Door te monitoren krijgen we de komende jaren meer inzicht en kunnen tarieven op basis van ervaringscijfers worden bijgesteld.
- Samen met de andere a2 gemeenten de tarieven zoveel mogelijk zijn geharmoniseerd.
- Tevens is voor de systematiek van het berekenen van de zogenaamde bouwleges aangesloten bij de systematiek van Valkenswaard. Dat betekent dat dit gebeurt op basis van vaste prijzen (i.p.v. op basis van het berekenen van de bouwkosten). Voor wat betreft de Bopa’s en het wijzigen van het omgevingsplan hebben Heeze-Leende en Valkenswaard er juist voor gekozen om de Cranendonckse systematiek (op basis van categorieën) over te nemen.
Hoofdstuk 3: Dienstverlening vallend onder de Dienstenrichtlijn en niet vallend onder hoofdstuk 2
De kostendekkendheid van Hoofdstuk 3 (integraal) komt uit op 19,73%. Binnen dit Hoofdstuk wordt geen 100% gehaald omdat uw raad heeft besloten om de tarieven van evenementen niet te wijzigen. Het kostendekkingspercentage van het onderdeel evenementen is 5,71%.
Concluderend en rekening houdend met het meest recente standpunt van de Hoge Raad, dat de kostendekkendheid van de leges mag worden beoordeeld uitgaande van de integrale legestarieventabel, voldoet de gemeente aan de eis van maximale kostendekkendheid. Het totale kostendekkendheidspercentage komt uiteindelijk uit op 78,20%.
Marktgelden
Onder de naam “marktgeld” wordt een recht geheven voor het innemen van een standplaats op markten, daaronder begrepen de diensten welke in verband met een en ander, door of vanwege de gemeente worden verleend. De tarieven voor 2025 zijn gebaseerd op de tarieven 2024 aangepast met de inflatiecorrectie van 2,3%. Hierbij is rekening gehouden met een afronding van tarieven op 5 eurocent.
Naast het marktgeld wordt bij iedere marktkoopman die standplaats inneemt op de markt tevens service-kosten in rekening gebracht op basis van het solidariteitsprincipe. Onder deze servicekosten vallen de kosten voor de stroomvoorziening en de bijdrage in de kosten voor het organiseren van centrumactiviteiten.
Opbrengst marktgelden inclusief bijdrage in servicekosten:
Werkelijk 2022 |
Werkelijk 2023 |
Raming 2024 |
Raming 2025 |
€ 14.727 |
€ 13.314 |
€ 20.170 |
€ 20.170 |
Reclamebelasting
Sinds 1 januari 2014 wordt in het centrum van Budel onder de naam reclamebelasting een belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. De opbrengst van de heffing, na aftrek van de heffingskosten, komt ten goede aan de ondernemersvereniging Budel-Centrum ten behoeve van het algemene ondernemersklimaat van het centrum van Budel.
Opbrengst reclamebelasting:
Werkelijk 2022 |
Werkelijk 2023 |
Raming 2024 |
Raming 2025 |
€ 23.637 |
€ 1.011 |
€ 32.577 |
€ 32.577 |
Kwijtscheldingsbeleid
De minima komen in aanmerking voor bijzondere bijstand, woonkostentoeslag, zorgtoeslag, huurtoeslag, minimaregelingen enzovoorts. Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen komen daar nog bovenop. Door uw raad is op 29 januari 2019 de Regeling kwijtschelding gemeentelijke belastingen vastgesteld. In de programmabegroting 2025 is hiervoor een budget van € 35.160 opgenomen.
Werkelijk 2022 |
Werkelijk 2023 |
Raming 2024 |
Raming 2025 |
€ 32.566 |
€ 43.938 |
€ 35.160 |
€ 35.160 |