5. Netto-verhoging verbonden partijen
Door de gestegen salariskosten zien we een stijgende lijn in de bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen. Voor de jaarschijf 2026 bedragen de uitgaven aan de gemeenschappelijke regelingen ruim € 13,9 miljoen, circa 18% van het begrotingstotaal.
We hebben de betreffende begrotingen van de gemeenschappelijke regelingen met daarin de onderbouwing van de kosten aan de raad gepresenteerd. Op basis van deze begrotingen stijgt de bijdrage van de verbonden partijen in 2026 met € 563.000.
De oorzaak van de stijging is de verhoging van de bijdrage aan de GRSA2 (€ 516.000), de GGD (€ 30.000), Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) (€ 56.000) de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) (€ 24.000), de en MRE (€ 20.000). De bijdragen zijn gebaseerd op de vastgestelde begrotingen van deze verbonden partijen.
Een gedeelte van de stijging vangen we op door inzet van de stelpost loon- en prijscompensatie (€ 295.000).
6. Ontwikkelingen binnen de programma’s
In de begroting 2026 nemen wij in de jaarschijf 2026 en 2027 (circa € 2,3 miljoen ) en vanaf 2028 (circa € 1,9 miljoen) op. In bijlage 8 “ontwikkelingen begroting 2026” zijn deze lasten gespecificeerd.
De belangrijkste ontwikkelingen zijn:
a. Bijdrage subsidiekosten in het kader van het Beethovenproject (versnelling woningbouw) € 375.000
b. Extra middelen gemeenschapshuizen (De Borgh en de Smeltkroes) (€ 260.000).
c. Extra middelen uitbreiding oefenterrein Weerterheide (€ 90.000)
d. Toezicht en handhaving: Project permanente bewoning vakantiepark (€ 100.000).
e. Extra middelen sociaal makelaar (€ 140.000)
f. Investeringen in de openbare ruimte (Samen naar de A2, verkeersveiligheid, wegen en riolering).
g. Investeringen/vervangingen sportaccommodaties o.b.v. het uitvoeringsprogramma sport 2026: o.a. opstellen uitvoeringsplan 2027-2030, tennisbanen TCM, renovatie voetbal Rood Wit 67, toegankelijk maken van sportparken, watertappuntenplan, vitaliteitsscan.
h. Opstellen omgevingsplan.
i. Verduurzaming hervormd Kerkje (€ 90.000).
j. Investeren in onze ambtelijke organisatie: nodig voor de grote opgaven waar Cranendonck voor staat, de ontwikkelingen in de regio en het op peil houden en brengen van onze uitvoeringscapaciteit. Voor een uitgebreide toelichting verwijzen wij naar de programma's en naar de paragraaf bedrijfsvoering.
7. Niet benodigde geoormerkte middelen sport
In de begroting 2025-2028 zijn de middelen (circa € 240.000) voor de sportvisie vanaf 2026 geoormerkt o.a. voor de uitvoeringsprogramma’s sport voor de komende jaren. In 2026 worden deze middelen gedeeltelijk benut. Deze niet benodigde middelen zijn een voordeel voor 2026.
8. Stijging salariskosten
De salariskosten in de begroting 2026 zijn gebaseerd op de cao die op 31 maart 2027 afloopt. De cao-stijging vangen we op door de stelpost loon- en prijsstijging in te zetten.
De stijging van de salariskosten door voorgestelde investeringen in de organisatie zijn onder de ontwikkelingen per programma opgenomen. In de programma’s is een toelichting gegeven waarvoor en waarom deze investeringen nodig zijn. De stijging van de salariskosten (exclusief de voorgestelde investeringen in de organisatie) wordt veroorzaakt door de periodieke verhogingen en de structurele doorwerking van de functiewaardering HR21.
Voor een toelichting op het totale P-budget verwijzen wij u naar de paragraaf bedrijfsvoering.
9. Afval, riool, doorberekende uren aan projecten
Binnen de beleidsvelden afval en riolering ontstaat per saldo een voordeel in de jaren 2027 en 2028 en in 2029 een nadeel. Dit wordt enerzijds veroorzaakt doordat de doorberekende uren (inclusief overhead) per saldo hoger zijn dan de raming. Aan riolering worden meer uren en rentekosten doorbelast en aan afval worden minder uren doorberekend. Deze per saldo hogere doorbelastingen worden in het tarief doorberekend. Hierdoor wordt de exploitatie per saldo minder belast .
Anderzijds is de btw-component die in de afvalstoffenheffing en het rioolrecht wordt doorberekend hoger dan geraamd. Op de beleidsvelden afval en riool ontstaat hierdoor een voordeel.
10. Netto resultaat leges
Bij het opstellen van de begroting 2026-2029 hebben we een berekening van de leges tarieven geactualiseerd. De financiële gevolgen van de actualisatie van de legesverordening 2026 zijn in de begroting 2026-2029 verwerkt.
Bij de berekening van de legestarieven houden we rekening met de kaders van de raad. Geconcludeerd is dat het bereiken van 100% kostendekkendheid van tarieven complex is. Dit is complex omdat we rekening moeten houden met regionale afspraken, kaders van de raad, maatschappelijke doelstellingen en wettelijk vastgestelde tarieven. Het kostendekkingspercentage voor 2026 komt uit op 81,32% (2025: 78,20%).
Het netto voordeel van de actualisatie van de leges is voor 2026 € 14.000. Vanaf 2027 verwachten wij een nadeel van € 16.000. In de paragraaf lokale heffingen is een uitgebreide toelichting opgenomen.
11. Ontwikkeling woonlasten
Ook voor 2026 kiezen we voor een terughoudende ontwikkeling van de woonlasten. Wij stellen voor om de extra ozb opbrengst van 2025 (€ 101.000) terug te geven aan de inwoner. Dit betekent dat het ozb tarief in 2026 niet stijgt met inflatiepercentage (2,7%), maar met circa 1,1% stijgt. Verder stellen we voor om het vaste tarief en de variabele tarieven van de afvalstoffenheffing te verhogen met het inflatiepercentage. Voor het rioolrecht stellen we een verhoging van € 12 voor. Daarmee sluiten we aan bij de het starttarief van het GRP 2026-2029, dat in december 2025 in uw raad wordt behandeld. Uit het overzicht “ontwikkeling woonlasten” in de paragraaf lokale heffingen blijkt dat in de periode 2022-2026 de totale woonlasten gemiddeld met 1,3% per jaar zijn gestegen.
In de begroting 2026-2029 is een areaaluitbreiding voor woningen (0,4%) en voor niet-woningen (0,2%) verwerkt. Verder is in de jaren vanaf 2027 een verhoging van 2% van het ozb tarief meegenomen. Dit doen we omdat jaarlijks de lonen en prijzen stijgen. Omdat de jaarschijf 2029 een kopie is van 2028 betekent dit een voordeel vanaf 2029 van € 131.000.
Voorgesteld wordt om vanaf 2027 in de begroting jaarlijks een extra ozb verhoging van 2% mee te nemen. Wil de gemeente Cranendonck haar rol aan de regionale tafels goed kunnen vervullen en de uitvoering van een groot deel van haar taken naar de inwoners toe, op peil houden, dan is daarvoor een extra investering noodzakelijk. Wij vinden het redelijk een deel van die investeringen om te slaan in verhoging OZB omdat hiermee de dienstverlening aan inwoners verbetert c.q. op peil blijft.
12. 2% prijscompensatie niet geclaimde budgetten
Om de loon- en prijsstijgingen op te vangen nemen wij al jaren een stelpost op en verhogen wij niet automatisch de budgetten. Eventuele niet-benodigde loon- en prijsstijgingen in enig jaar komen dan als voordeel terug in de exploitatie. Het indexeren van budgetten is namelijk al jaren geen automatisme. Alleen aantoonbare loon- en prijsstijgingen komen hierdoor in aanmerking voor indexatie.
Binnen de algemene uitkering ontvangen we 2,7% prijscompensatie. In 2026 stellen wij voor om de gemeentelijke budgetten met 2% te indexeren. Daar waar het onvermijdelijk is vanwege externe en/of wettelijke oorzaken zoals de gemeenschappelijke regelingen, regionale afspraken in het sociaal domein wordt dit percentage niet toegepast. Alle lagere prijsverhogingen in de overige budgetten werken daarmee als een reële budgetverlaging en zijn een voordeel voor de begroting.
13. Inzet surplus algemene reserve
Gemeenten mogen vanaf 2025 jaar het surplus in de algemene reserve (de reserve waar geen bestemming aan is gegeven) aanwenden voor het dekken van structurele exploitatielasten. Van dit vrij besteedbare deel, het surplus, mogen gemeenten 10% inzetten voor structurele lasten. Dit onder de voorwaarde dat de solvabiliteit van de gemeente groter of gelijk aan 20% is en blijft. Dit deel wordt dan tot ‘structurele baat’ bestempeld. Ook moet het weerstandsvermogen naar het oordeel van de toezichthouder voldoende zijn, gebaseerd op een adequate risico-inventarisatie.
Voorgesteld wordt om in 2026 het bedrag in te zetten dat in de begroting 2025-2028 in de jaarschijf 2026 is verwerkt (€ 374.000) in te zetten. Daarmee bestendigen we de ingezette lijn. Vanaf 2027 stellen we voor om € 400.000 van het surplus van de algemene reserve in te zetten. De totale ruimte is circa € 1 miljoen per jaar. Daarvan zetten wij € 400.000 in.