Paragrafen

Paragraaf Bedrijfsvoering

De Gemeentelijkschappelijke Regeling Samenwerking A2 (GRSA2)

Terug naar navigatie - Paragraaf Bedrijfsvoering - De Gemeentelijkschappelijke Regeling Samenwerking A2 (GRSA2)

Sinds 2004 werken de gemeenten Cranendonck, Heeze-Leende en Valkenswaard samen op het gebied van bedrijfsvoering en het onderdeel Werk & Inkomen. Hiervoor is een samenwerkingsverband opgezet: de Gemeenschappelijke Regeling A2-samenwerking, kortweg GRSA2. Diverse, van de hieronder genoemde, ontwikkelingen worden door deze organisatie vormgegeven. De begroting vormt hiervoor het kader.

Wat willen we bereiken

Terug naar navigatie - Paragraaf Bedrijfsvoering - Wat willen we bereiken

De bedrijfsvoeringstaakgebieden van de gemeente zijn per 1 januari 2017 ondergebracht in deze gemeenschappelijke regeling. Het doel is om de deelnemende gemeenten optimaal te faciliteren bij het realiseren van hun ambities. Dit door de uitvoering van de ondersteunende taken op het gebied van financiën, communicatie, personeel en organisatie, informatiemanagement, juridische zaken, inkoop en facilitaire zaken. Daarnaast blijft de GRSA2 de uitvoerende werkzaamheden op gebied van Werk en Inkomen (W&I) voor de deelnemende gemeenten uitvoeren.  

Wat gaat de GRSA2 in 2026 doen?

Terug naar navigatie - Paragraaf Bedrijfsvoering - Wat gaat de GRSA2 in 2026 doen?

BEDRIJFSVOERING 2026-2029
De paragraaf bedrijfsvoering geeft een toelichting op de onderdelen Bedrijfsvoering en Werk & Inkomen. De GRSA2 voert deze taken uit op W&I voor de 70.000 inwoners van de gemeenten Cranendonck, Heeze-Leende en Valkenswaard en op de bedrijfsvoering voor de drie gemeenten en de GRSA2 zelf. Deze paragraaf biedt inzicht in de ontwikkelingen omtrent bedrijfsvoering, gericht op het adequaat uitvoeren en het bieden van een kwalitatieve dienstverlening.

Organisatieontwikkelingen GRSA2
In september 2024 heeft het bestuur besloten om de GRSA2 te voorzien van een financiële impuls en een aantal noodzakelijke ontwikkelingen vastgesteld. Deze hebben een plek gekregen in de eerste begrotingswijziging 2025 en zullen ook in 2026 een effect hebben op de bedrijfsvoering. Voor 2026 zullen de wettelijke en autonome ontwikkelingen zoals de WMEBV (Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer) en NIS/BIO2 (cybersecurity- en informatiebeveiligingsrichtlijnen) worden vormgegeven. Thema’s als digitale transitie en volwassenheid, communicatie en arbeidsmarktkrapte behoeven blijvende aandacht.

In 2026 ligt de focus op zowel uitvoering als verdere organisatieontwikkeling. De prioritering hiervan wordt gezamenlijk bepaald. Hiervoor is een incidenteel budget opgenomen voor opleiding en ontwikkeling. De GRSA2 heeft een verbeterplan gemaakt. Voor haar dienstverlening op bedrijfsvoering wordt een efficiëntere inzet van capaciteit mogelijk geacht indien er binnen klantteams een differentiatie kan worden gerealiseerd tussen generalisten per gemeente en specialisten die voor de vier organisaties gezamenlijk werken. Middels het ontwikkelplan en de vier harmonisatiethema's, die voor een deel doorlopen in 2026, wordt gepoogd de dienstverlening te optimaliseren. 

Personele ontwikkelingen GRSA2
Vooruitkijkend naar 2026 ligt de focus op het versterken van personeelsbehoud en het beheersen van uitstroom. In 2026 zetten we extra in op het begrijpen en beperken van vrijwillige uitstroom, onder meer door extra aandacht voor exitgesprekken.
Daarnaast blijven we actief sturen op het verzuimcijfer. De positieve trend in de afgelopen periode vormt hiervoor een solide basis. Voor 2026 blijven we inzetten op behoud, of waar mogelijk verdere daling, van dit cijfer.
Door krapte op de arbeidsmarkt en vergrijzing blijft de vraag naar gespecialiseerd personeel hoog. We investeren in employer branding, moderne wervingsmethoden en medewerkersbehoud via opleidingen, interne doorgroei en vitaliteitsbeleid. Hiermee wordt gepoogd de afhankelijkheid van inhuur te beperken.

Informatieveiligheid en privacy
De gemeente wil een betrouwbare en digitaal weerbare overheid zijn. Door de groeiende afhankelijkheid van digitale processen binnen samenleving en bedrijfsvoering, neemt het belang van informatiebeveiliging en privacy sterk toe. Cyberdreigingen worden geavanceerder, wat vraagt om continue investering in zowel technische beveiliging als bewustwording onder medewerkers. De Europese NIS2-richtlijn en de toekomstige Nederlandse Cyberbeveiligingswet (verwacht in 2026) stellen hogere eisen aan de digitale weerbaarheid van overheden. Binnen de A2-gemeenten richten we ons daarom op de volgende vijf speerpunten voor 2026:
1.    Vormgeven aan cyclisch risicomanagement op het vlak van informatiebeveiliging om aantoonbaar te voldoen aan een passend beveiligingsniveau. 
2.    Beveiligingsaspecten op het gebied van personeel, toegangsbeleid en beheer van assets. 
3.    Bedrijfscontinuïteit, zoals back-up beheer en noodvoorzieningen plannen. 
4.    Incidentbehandeling, het opstellen van een incident response plan. 
5.    Bewustwording, cyberhygiëne en trainingen op het gebied van cyberveiligheid. Deze vijf speerpunten implementeren we binnen de organisaties en dienen structureel geborgd te worden. 
De gemeente legt over informatiebeveiliging en privacy horizontaal verantwoording af aan de gemeenteraad en verticaal aan toezichthouders van de Rijksoverheid. Dit gebeurt via de ENSIA (Eenduidige Normatiek Single Information Audit) methodiek, die aansluit op de planning- en controlcyclus van de gemeente. 

W&I
Naast de reguliere dienstverlening vanuit Werk en Inkomen zijn er een aantal wettelijke ontwikkelingen die vormgegeven dienen te worden per 2026. Dit zijn:

Participatiewet in Balans
Het wetsvoorstel Participatiewet in Balans is in behandeling bij de Eerste Kamer en heeft als beoogde ingangsdatum 1 januari 2026. De wet moet zorgen voor een eenvoudigere en menselijkere uitvoering, met meer ruimte voor maatwerk en herstel van de balans tussen rechten en plichten. Het voorstel bevat ruim twintig maatregelen die op korte termijn uitvoerbaar zijn. Hoewel de exacte gevolgen voor de uitvoering nog niet duidelijk zijn, is het aannemelijk dat de invoering effect zal hebben op werkprocessen en benodigde capaciteit. De GRSA2 bereidt zich hierop samen met de drie A2-gemeenten voor.

Inburgering
De inzet op inburgering binnen Werk & Inkomen is afhankelijk van de taakstelling statushouders, die jaarlijks fluctueert. Ook de beschikbaarheid van huisvesting per gemeente beïnvloedt de werkdruk. Zodra een statushouder is toegewezen, start W&I met het traject rondom scholing, participatie en re-integratie. Deze schommelingen zorgen voor piek- of dalbelasting in de uitvoering. De financiering wordt achteraf vastgesteld op basis van het werkelijk aantal inburgeringsplichtigen per gemeente, wat vraagt om een flexibele inzet van personeel en middelen.

Lokale toegang in het sociaal domein bij 3 gemeenten
Toegang gaat over de manier waarop mensen kunnen aankloppen bij de gemeente met vragen om ondersteuning in het dagelijks functioneren. Gemeenten hebben, ieder op hun eigen manier, hun toegang al grotendeels goed geregeld. Dit sluit echter niet altijd goed aan bij inwoners waarbij sprake is van meervoudige ondersteuningsbehoeften, met een levenslange of levensbrede hulpvraag en/of die in een complexe situatie zitten. Hiervoor start een project toegang. Op dit moment is nog onbekend wat het project toegang mogelijk gaat vragen van W&I.

Tot slot
Voor 2026 ligt de focus op de uitvoering van wettelijke en autonome ontwikkelingen, verdere doorontwikkeling en optimalisatie van de dienstverlening. Met gerichte investeringen in personeel en een efficiënte inzet van capaciteit wil de GRSA2 de organisatie verder versterken. Daarnaast wordt ingezet op structurele verbeteringen om de bedrijfsvoering toekomstbestendig en wendbaar te houden.

Wat wil de raad bereiken?

Terug naar navigatie - Paragraaf Bedrijfsvoering - Wat wil de raad bereiken?

De Balans : opgaven en capaciteit

Terug naar navigatie - Paragraaf Bedrijfsvoering - Wat wil de raad bereiken? - De Balans : opgaven en capaciteit

Strategische visie, de leidraad

Afgelopen jaar heeft u de strategische visie ‘Kompas voor Cranendonck’ vastgesteld. Als goede voorouder heeft u naar het langetermijnperspectief gekeken en heeft u het kompas als inhoudelijke leidraad beschikbaar gesteld, die we hanteren voor het verder brengen van onze ontwikkeling & ambities. 

Voor een groot deel vindt dit plaats naast het basis- en reguliere werk én naast de extra wettelijke en andere onontkoombare ontwikkelingen.
Om alle taken die voortkomen uit uw opdrachten, wettelijke verplichtingen en maatschappelijke opgaven goed en tijdig uit te voeren, is voldoende capaciteit noodzakelijk. Voor een deel in eigen dienst, voor een deel ingehuurd of via samenwerkingsverbanden in te zetten. 
In de kadernotabehandeling heeft u hierbij de richting voor de nieuwe raadsperiode aangegeven: terughoudend met structurele lasten, wel afmaken waar we mee bezig zijn en geen negatieve erfenis voor de nieuwe raad. De basis op orde hoort bij dit ‘afmaken’ en helpt om de nieuwe raad te ondersteunen met een goed toegerust college en een adequate ambtelijke organisatie; een stevigere balans in opgaven en middelen.  

De Balans capaciteit en opgaven 

De maatschappelijke opgaven waarvoor gemeenten staan – van woningbouw tot klimaatadaptatie en van zorg tot armoedebestrijding – vragen om een stevig en betrouwbaar financieel fundament door opgavene en middelen in balans te brengen. 
We ervaren dat een versterking nodig is op drie vlakken; strategie, basis op orde en binden en boeien.

1.    Strategische denk- en slagkracht
Regionaal worden we steeds meer betrokken in grote gezamenlijke maatschappelijke opgaven. We hebben een verplichting, maar hebben we ook een stem? Om invloed op de betekenis van de opgaven te kunnen hebben, moet je aan de juiste tafel zitten (bestuurlijk én ambtelijk). Dit vraagt meer van onze interne organisatie dan nu geleverd kan worden. 
De strategische input én de input op strategie is dáár nodig waar besluitvorming plaatsvindt, zodat de richting en dus de uitvoering ook bij Cranendonck past.
Het is daarom nodig de strategische denk- en slagkracht in de organisatie te vergroten, deels door de potentie in de organisatie beter te benutten en deels de beschikbare capaciteit uit te breiden. 

Veel opgaven dienen zich aan zonder dat er veel duidelijkheid over is (Opvang, Defensie, Versnelling, Mobiliteit). Niemand weet hoe zaken gaan lopen, anders dan dat soms in de strakheid van een programma wel het geval is.  
In een dergelijke omgeving heb je dat strategisch niveau nodig, zeker ook omdat steeds vaker vanuit een publiekrechtelijke omgeving, privaatrechtelijk zaken geregeld worden. 
Daarnaast kunnen de maatschappelijke opgaven ook met elkaar conflicteren.

Strategische denk- en slagkracht is nodig om complexe opgaven te analyseren en te verbinden. En om op basis daarvan strategische (bewuste) keuzes te maken en te sturen en begeleiden naar het versterken van de lokale positie en resultaten.  Het strekt zich uit van nieuwe ontwikkelingen en inzichten binnenhalen tot annotaties en lobby op regionaal en landelijk niveau (zoals MRE, Brainport, Keyport, Defensie etc). Meedoen, aan tafel zitten en de Cranendonckse belangen zo goed mogelijk verdedigen en verder brengen. Het gaat er ook voor zorgen dat we meer aan de voorkant aanwezig zijn. En dat betekent in de praktijk ook voorbereid zijn als het gaat om extern aanwezige geld- en capaciteitsstromen voor onze gemeente in te kunnen zetten. 
Op dit moment gaan ook de financiële kansen voorbij die we met de juiste en voldoende inzet kunnen binnenhalen. 

Strategische denkkracht is daarmee geen luxe, maar noodzaak. Door deze kracht goed te positioneren, te verbinden aan opgaven en te verankeren in processen en netwerken, kan de organisatie beter anticiperen op ontwikkelingen en kunnen bestuurlijke keuzes scherper gemaakt worden. 

Wat gaan we er aan doen?
Investering op huidige functie van strategisch adviseur met 1 fte, waarbij er een tweedeling ontstaat in de rol van concernstrateeg: 
•    conceptbewaker ´Kompas voor Cranendonck´
•    bestuursadviseur (breed)
Investering in de ondersteuning met 2,5 fte formatieruimte in de regio aan de tafels over de regionale thema’s en opgaven én ons kompas voor Cranendonck. Deze formatieruimte wordt  verdeeld over de 7 domeinen om de ruimte hiervoor en ook het ‘reguliere’ werk te kunnen opvangen.

2.    De Basis op orde (de balans: opgaven – capaciteit)
De basis op orde was een belangrijke opgave de afgelopen tijd en is het de komende tijd nog steeds. Een goede balans tussen basistaken, regulier werk, maatschappelijke opgaven en capaciteit is één van de uitdagingen hierbij. Het zorgt voor continuïteit, kwaliteit en slagkracht in de uitvoering en dus voor een betere dienstverlening. We staan voor een betrouwbare én toegankelijke organisatie en ook daarvoor is deze balans essentieel. Dit betekent een goede basisvloot (kwantitatief en kwalitatief) en voldoende flexibiliteit om te bewegen tussen urgentie en opgaven.
Medewerkers die zich kunnen richten op hun kerntaken, samenwerken aan complexe vraagstukken en zich blijven ontwikkelen. Dat draagt ook bij aan een gezonde werkcultuur en maakt ons als werkgever aantrekkelijk.
Dit is wat we beogen met de investeringen in deze begroting. 

Wat gaan we eraan doen? 
Het afgelopen jaar is een integrale onderhoudsronde op het functiehuis uitgevoerd via HR21. HR21 is hét functiewaarderingssysteem voor de gemeenten binnen. HR21 biedt een dekkend bestand aan normfuncties, voorzien van een waardering. Sinds de implementatie is een aanbevolen tweejaarlijks onderhoudsronde niet uitgevoerd. De afgelopen vier jaar zijn wel individuele functies beschreven en gewogen, maar geen onderhoud. Dit en het eerdere ontstaan van ‘eigen’ functies in de zelfsturende teams maakte een integrale onderhoudsronde gewenst om meer inzicht te krijgen in het totaal aan beschikbare capaciteit én de positie op de arbeidsmarkt. 
Dit HR21 traject heeft ook meer inzicht gegeven in de individuele taken. De begroting 2026 kan daardoor beter worden vertaald in een integraal afgestemde capaciteitsplanning die periodiek inzicht biedt in de verhouding tussen werk en bezetting. Dit stelt ons in staat om tijdig te signaleren, bij te sturen en verantwoorde keuzes te maken in de inzet van middelen en capaciteit in relatie tot reguliere taken en aanvullende opgaven. Deze planning brengt structureel het werk, de competenties en de volgorde van het werk in beeld. Zo kunnen we beter anticiperen op pieken, projecten en nieuwe opgaven, en kunnen we beter zorgen we voor een realistische verdeling van het werk. We zijn daarmee meer in staat om echt reëel te begroten.
Het realiseren van deze balans is daarmee een organisatorische opgave, maar ook een financiële opgave en een randvoorwaarde voor het op orde brengen van de basis. 

We maken een start met een meer ‘zero based begroting’ (ZBB).  Een ZBB is een begrotingsmethode die anders is dan de traditionele begroting (waarbij het budget van vorig jaar als basis wordt genomen en hierop wordt voortgebouwd). Bij een ZBB begint echter elk begrotingsjaar vanaf nul, waarbij elke uitgave opnieuw moet worden verantwoord. We focussen ons met ZBB op die taken waar de gemeente beleidsvrijheid heeft (en dus geen medebewind).
Het voordeel is dat je scherper analyseert wat echt nodig is, je prioriteert op doelstelling en toegevoegde waarde. Hierdoor kun je scherper op de bal zijn, op een efficiënte inzet van middelen op de doelstellingen. Het nadeel, zeker in het begin, is dat het tijd kost. 
We willen hier dan ook vooruitlopend op het verwachte resultaat graag al een efficiencyslag inboeken (- € 135.000).

In de voorgaande inhoudelijk programma’s is op een aantal plaatsen de uitvoeringskrapte beschreven die de balans in werk en capaciteit - en enige flexibiliteit in de ruimte in opgaven én/of de ruimte in capaciteit-  negatief beïnvloedt. Het prioriteren of met minder capaciteit/expertise werken, vermindert de kwaliteit zodanig dat de druk van onrechtmatigheid, hogere en meer meerkosten, en daarmee het gewenste resultaat aan de orde is. De druk op medewerkers is op plekken onverminderd hoog. 
Om deze uitvoeringskrapte meer in balans te brengen wordt de volgende investering voorgesteld.

Onderbouwing formatie ‘basis op orde’ (waarvan uitgebreidere onderbouwing gekoppeld aan de inhoud in de programma’s zelf)

Juridisch administratief ondersteuner VTH/OOV (1,0 fte, 2026–2027)
Door de aanhoudende arbeidsmarktkrapte is sinds 2024 tijdelijk 1,0 fte toegevoegd ter versterking van Toezicht & Handhaving, Integrale Veiligheid en APV/bijzondere wetten. Deze inzet blijkt onmisbaar om meldingen (o.a. sloop- en gereedmeldingen) tijdig te toetsen en af te handelen, de doorlooptijd te verkorten en vroegtijdig contact te zoeken met de inwoners.

Daarnaast verschuiven taken vanuit Burgerdiensten structureel naar VTH, zoals informatieverstrekking rond (archief)bouwvergunningen. Ook ondersteunt deze functie het bijhouden van de digitale woningbouwmonitor (Shinto Labs), waarvan de vraag toeneemt bij de woningbouwversnelling.
Voorstel: de tijdelijke uitbreiding van 1,0 fte voortzetten in 2026 en 2027.
Urgentie: borging kwaliteit en continuïteit dienstverlening, verlichting werkdruk, en uitvoering businesscase Burgerdiensten.

BOA’s in plaats van inhuur (2 fte, 2 jaar)

Één koppel BOA’s is simpelweg te kwetsbaar om onze VTH-ambities waar te maken. Daarom werken we al jaren met twee koppels, waarvan één via externe inhuur. Hun inzet richt zich op het voorkomen van COA-gerelateerde overlast en op de prioriteiten uit het VTH-beleid.
Om deze inzet te borgen, stellen we voor om in 2026 en 2027 incidenteel 2 formatieplaatsen op te nemen. Daarmee nemen we tijdelijk twee BOA’s in dienst – een stabielere en voordeligere oplossing dan inhuur. Tot 2028 zijn hiervoor voldoende middelen beschikbaar.
Urgentie: noodzakelijk om de VTH-ambities en het uitvoeringsprogramma te realiseren. Nu de politie steeds meer taken overdraagt aan gemeenten, is één koppel BOA’s te weinig om effectief te blijven handhaven.

Voorstel: kies voor continuïteit, kostenbeheersing en slagkracht door de formatie tijdelijk uit te breiden met 2 BOA’s.

Projectleider Nassau-Dietz, terugkeer Defensie (1 fte)  

De ministerraad heeft een voorlopig besluit genomen dat Defensie de Nassau-Dietz kazerne in Budel opnieuw in gebruik neemt. Daarmee stopt de opvangfunctie voor asielzoekers en keert Defensie vanaf 2028 terug naar het terrein.
Dit omvangrijke traject vraagt om inzet vanuit diverse disciplines, vergunningverlening en technische afstemming met de gemeente Weert. Om de voortgang en samenwerking goed te organiseren en begeleiden, is een projectleider noodzakelijk.

Voorstel: stel vanaf 2026 één formatieplaats beschikbaar voor een projectleider die de terugkeer van Defensie naar de Nassau-Dietz kazerne coördineert.
Urgentie: de raad heeft uitgesproken deze ontwikkeling te willen faciliteren. De voorgestelde formatie borgt de voortgang en een succesvolle realisatie.

Medewerker Cultuur/Erfgoed (0,6 fte voor 5 jaar) 
Met de invoering van de Omgevingswet heeft cultureel erfgoed een veel grotere rol gekregen in het ruimtelijk domein. Het takenpakket omvat nu onder meer cultuurhistorie, archeologie, bouwhistorie, historische dorpskernen en cultuurlandschappen. Deze verbreding vraagt om een structurele uitbreiding van 0,1 fte om lopende opgaven goed af te ronden.
Daarnaast is 0,5 fte nodig om uitvoering te geven aan de doelen uit de Erfgoednota. Daarmee koesteren we erfgoed én zetten we erfgoed actief in op het vlak van wonen, recreatie, toerisme en vitale gemeenschappen. Projecten als het openluchttheater De Baronie, restauratie van ’t Kerkje en karakteristieke panden laten zien hoe erfgoed bijdraagt aan de leefbaarheid en identiteit van Cranendonck. Nieuwe opgaven laten de urgentie zien – zoals religieus erfgoed, grootschalige archeologie a.g.v. woningbouw-, water-, defensie- en natuuropgaven, het opstellen van erfgoedregels in het Omgevingsplan, behoud en (her)ontwikkeling beschermd dorpsgezicht Budel-Dorplein en het verder uitrollen van het immaterieel erfgoed in het DNA van de Cranendonckers.  
Voorstel: breid de formatie structureel uit met 0,6 fte voor de uitvoering van lopende en nieuwe erfgoedopgaven.
Urgentie: noodzakelijk om bestaande projecten af te ronden én nieuw beleid uit de Erfgoednota tot uitvoering te brengen.

Medewerker Mobiliteit – Verkeerskundige (1 fte) 
Regionaal spelen grote ontwikkelingen waar Cranendonck direct bij betrokken is (bv Smart-Hub, Maarheeze) . Het vertegenwoordigen van onze belangen vraagt meer en substantiële capaciteit. Daarnaast is de druk op de uitvoering op dit moment al hoog, waardoor veel de uitvoeringstaken blijven liggen én er voortdurend geprioriteerd moet worden.
Alle mobiliteitsopgaven rusten nu bovendien op één medewerker. Dit maakt ons  te kwetsbaar in kennis en capaciteit en zorgt voor vertraging in andere processen. Extra capaciteit borgt voortgang in het proces, kennis en continuïteit.

Voorstel: breid de formatie uit met 1 fte voor mobiliteit, zodat we regionale ambities kunnen waarmaken zonder de uitvoering te laten versloffen.
Urgentie: nodig om voortgang te behouden en risico’s rond kennis en continuïteit te verkleinen.

Wmo nieuwe stijl: versterking zelfredzaamheid (2 fte)

De Wmo is verschoven van het compenseren van beperkingen naar het versterken van zelfredzaamheid en participatie. Dat vraagt om intensieve keukentafelgesprekken waarin we samen met inwoners onderzoeken wat zij zelf kunnen, welke steun hun netwerk biedt en waar de gemeente aanvullend nodig is.

Deze aanpak levert maatwerk en betere resultaten, maar kost meer tijd. Samen wordt uitgediept wat de echte behoefte is achter bijvoorbeeld de oplossing die een inwoner al naar voren brengt. Draagkracht en draaglast, het eigen netwerk en de beschikbare algemene voorzieningen worden zorgvuldig gewogen. De situaties zijn ook vaak complexer en vragen inzet van andere vakdisciplines. Vaker dan voorheen vraagt de afronding van een hulpvraag meer tijd, omdat inwoners het besluit niet vanzelfsprekend als passend accepteren. Deze ontwikkeling is tot nu toe steeds met incidentele middelen opgepakt, maar vraagt een structurele inzet om de wachttijden niet te laten oplopen of de zorgvraag te vergroten door een verslechterende situatie van de inwoner. 

Voorstel: breid de formatie uit met 2 fte zodat we de Wmo volgens de nieuwe stijl zorgvuldig en tijdig kunnen uitvoeren.
Urgentie: nodig om wettelijke termijnen te halen, wachttijden te voorkomen en inwoners tijdig passende ondersteuning te bieden.

Intensivering samenwerking Jeugd, onderwijs, huisartsen en jeugdbeschermingsorganisaties (1fte) 
Samenwerking in de jeugdketen

Goede samenwerking voorkomt dat kinderen en gezinnen tussen wal en schip vallen. Vaak klopt een gezin met zorgen eerst bij de huisarts aan. Door het sociaal team vroegtijdig te betrekken, krijgen we zicht op de bredere context en kunnen we sneller passende ondersteuning bieden.
In nauwe samenwerking met onderwijs, huisartsen en jeugdbescherming sluiten we de keten. Zo ontstaat een compleet beeld en meer samenhang. Dit leidt door vroegtijdig en lokaal te handelen tot:
•    de juiste hulp op het juiste moment,
•    minder druk op de specialistische jeugdzorg,
•    meer veerkracht bij gezinnen.


Voorstel: stel in 2026 en 2027 0,5 fte beschikbaar voor versterking van de samenwerking in de jeugdketen.
Urgentie: de Hervormingsagenda Jeugd maakt duidelijk dat intensieve samenwerking onmisbaar is: inhoudelijk om gezinnen beter te helpen en financieel om dure zorg te voorkomen.

Samenwerking onderwijs, Jeugd en meer lokaal investeren (0,5 fte) 
De huidige formatie onderwijs (28 uur) is net toereikend voor de wettelijke taken, terwijl de zorgen rond jeugd en onderwijs toenemen. De rol van scholen in het zorgsysteem groeit en vraagt om meer samenwerking met het sociaal domein. Extra capaciteit is nodig om de verbinding tussen Jeugd en Onderwijs te versterken, gezamenlijke oplossingen te ontwikkelen en lokaal gerichter te investeren in onderwijs.

Voorstel: structureel 0,5 fte toevoegen.
Urgentie: intensieve samenwerking maakt vroegtijdige signalering en effectievere ondersteuning mogelijk, voorkomt versnippering en gezinnen ervaren hierdoor meer vertrouwen. Zonder uitbreiding lopen kwetsbare kinderen meer risico tussen wal en schip te vallen, met zwaardere problematiek en hogere maatschappelijke kosten tot gevolg.

Uitvoering Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (0,5 fte) 

Voor de uitvoering van het Integraal Huisvestingsplan (IHP) is nu tijdelijk 16 uur per week externe capaciteit ingezet voor voorbereiding en realisatie van projecten, zoals:

•    Wereldwijzer & Sint Andreas – gezamenlijke nieuwbouw (2026)
•    BRAVO! College – nieuwbouw (2026)
•    OBS ’t Lange – vervangende nieuwbouw (2028)
•    De Schatkist – vervangende nieuwbouw (2030)
•    De Triolier – renovatie (2030)

Daarnaast worden adhoc vraagstukken opgepakt, zoals tijdelijke huisvesting voor BRAVO! College. De tijdelijke dekking stopt eind 2025, terwijl de uitvoering structureel is.

Voorstel: structureel 0,5 fte opnemen om continuïteit en rechtmatigheid te waarborgen.
Urgentie: zonder vaste formatie is verdere externe inhuur nodig, wat duur is en strijdig kan zijn met de Wet DBA (risico schijnzelfstandigheid).

Uitbreiding formatie Burgerdiensten (2,84 fte structureel)

Begin dit jaar is de raad geïnformeerd over oplopende wachttijden bij balies en telefoon. Ondanks procesoptimalisatie en kennisontwikkeling blijkt de huidige formatie ontoereikend voor een moderne, betrouwbare en toegankelijke dienstverlening.
Belangrijkste oorzaken:
•    Personele kwetsbaarheid door ziekteverzuim, verloop en krappe arbeidsmarkt, lange inwerktijd door breed takenpakket.
•    Technische knelpunten bij nieuwe systemen.
•    Toenemende agressie/emotie bij inwoners → extra herstelwerk en hogere belasting.

Structurele drukpunten:
•    Transformatie Burgerzaken: zwaardere identiteitscontroles, complexere (internationale) inschrijvingen en juridische casuïstiek.
•    Wettelijke verplichtingen: BRP-audits (Cranendonck <90%), verplichte hercertificering, aangescherpte functiescheiding reisdocumenten, verkiezingen en gegevensverstrekkingen.
•    Nieuwe wetgeving: o.a. tweede achternaam, geslachtswijziging.
•    Demografie: vergrijzing en regionale groei vergroten de vraag.
•    Continuïteit: dagelijkse bemensing balies/telefonie moet ook bij uitval gegarandeerd zijn.

Voorstel: structurele uitbreiding met 2,84 fte.
Urgentie: noodzakelijke investering in capaciteit, kwaliteit en betrouwbaarheid om wachttijden terug te dringen, wettelijke verplichtingen te halen en dienstverlening toekomstbestendig te maken.

3.    Binden en boeien: kansen en uitdagingen voor huidige medewerkers. 

HR 21, het vervolg
Uit het traject HR21 is duidelijk geworden dat we te weinig diversiteit in onze functies hebben. Met name precies op dat deel dat gericht is op strategie missen we functies. Daarom is het nodig om hiervoor ruimte te maken, bij voorkeur bij onze eigen medewerkers. Om deze ruimte die zij achterlaten te kunnen opvangen is de gevraagde extra ruimte in formatie nodig. Uiteraard moet de strategische versterking gepaard gaan met de aandacht voor de uitvoeringscapaciteit en de efficiency die op dat vlak bereikt kan worden.

In 2022 is de organisatiestructuur herijkt.  In de opvolgende jaren is hier invulling aangeven en lag de focus vooral op de interne organisatie. Zoals gezegd is via de achterstallige en integrale onderhoudsronde HR21 inzicht verkregen in de functies (invulling en opstelling). 
De interne focus lag ook op het beter op orde krijgen van bedrijfsvoeringsprocessen en de aansluiting met en verbetering van de processen van de GRSA2. Dit heeft nog blijvende aandacht nodig. 
De inzichten van HR21 geven niet alleen een basis voor de capaciteitsplanning, maar ook een betere basis voor de individuele ontwikkeling van medewerkers en een bouwsteen voor strategische personeelsplanning. We kunnen nu het speelveld beter inrichten en de organisatie verder verstevigen. 
In deze fase is ook duidelijk geworden dat er een grotere en steeds belangrijkere focus naar buiten nodig is. 

De kwetsbaarheid en de markt
De gemeente Cranendonck kent, net zoals elke kleine gemeente veel éénpitters. De kwetsbaarheid neemt toe en daarmee ook de werkdruk. Een verhoogde werkdruk door onvoldoende capaciteit, gepaard gaande met een sterk concurrerende arbeidsmarkt geeft grote risico’s op verminderde kwaliteit, vertraging, uitval en verloop. Dit verlies aan kennis en ervaring is moeilijk te herstellen en werkt door in de hele organisatie. Het vinden én behouden van medewerkers is een véél hogere prioriteit en voorwaarde dan ooit tevoren.  Het aanbod en de vraag op de arbeidsmarkt is zeker in Cranendonck uitdagender dan in en rond de grotere steden. 

Werken met zij-instromers en afstudeerders
Steeds vaker nemen we collega's aan die nog ontwikkeling op inhoud, ervaring en/of competentie nodig hebben. Het bieden van die ruimte en de begeleiding die daarbij hoort, is dan opnieuw een uitdaging. Om bijvoorbeeld onze woningbouwopgave te realiseren hebben we voldoende vergunningverleners en RO-regisseurs nodig. Zonder goede begeleiding verkleint ons succes op de arbeidsmarkt en daarmee ons resultaat aanzienlijk.
Deze begroting investeert hierin, maar de uitdaging blijft om voldoende en kwalitatief goede medewerkers te vinden en te binden. 
Daar waar mogelijk is, moet ook de kwetsbaarheid van de éénpitters verkleind worden. Dit kan door te ontwikkelen op meer kwaliteit en kennisdeling én door meer samenwerkingsvormen. Ook dit gaat hier en daar extra capaciteit vragen.
Naast zij-instromers en afstudeerders is een goede en warme overdracht aan het begin én aan het einde van een dienstverband nodig. Het samen oplopen naar een meer vliegende start is een investering die zich op resultaten én op behouden van medewerkers dubbel terugverdient. In de exitgesprekken komt dit ook met regelmaat terug. 
Een verder uit te zoeken idee is het vormen een ‘reservisten’ pool (mensen die qua begeleiding, kennisdeling en anderszins in flexibele vorm veel kunnen toevoegen).

Wat gaan we eraan doen?
Uitbreiding van 1 FTE begeleiding verdeeld over de organisatie inzetbaar. 

Sturingsfilosofie
Het vergroten van het effect (de aantrekkelijkheid) als werkgever is belangrijk. De inhoudelijke uitdagingen zijn er voldoende. Hoe zorgen we ervoor dat medewerkers de gemeente Cranendonck als fijne werkgever ervaren. Dit gaan we niet met salaris kunnen winnen van onze collega-gemeenten. We kunnen wel een gemeente zijn waar we open

op een constructieve manier met elkaar omgaan. Waar fouten maken mag, überhaupt, maar ook precies om wat eerder beschreven is over de 'vloot’ die we samen hebben. Hier staat de organisatie én het bestuur aan dezelfde lat.

Leiderschap
Leidinggeven vraagt om een stabiele basis
Het is uitdagend om sturing te geven aan een organisatie waarvan de basis niet op orde is. In een latere fase kun je - zoals nu overwegend de verwachting is - ondersteunend en faciliterend leidinggeven. Sparringpartner en coach zijn.
Onze organisatie én onze bedrijfsvoeringsorganisatie bevinden zich daar nog niet.  

Er zijn te veel operationele gaten en knelpunten te dichten die de ruimte om koersvast te blijven en proactief te handelen op ontwikkelingen en opgaven belemmert.
De borging van processen, een vertaling van de begroting naar een capaciteitsplanning, goed opdrachtgeverschap én strategische denk- en slagkracht aan de voorkant gaan hierin helpen.

De lijnen Duidelijkheid én Nabijheid vanuit de organisatieontwikkeling zijn ook hier weer leidend. Door de balans naar meer duidelijkheid te brengen, wordt ruimte voor nabijheid gewonnen. De span of attention en daarmee aandacht voor coaching en ontwikkeling wordt vergroot. 

Het op orde brengen van de basis is dan ook echt geen keuze, maar een noodzakelijke voorwaarde om als organisatie sterker, beter én ook fijner te kunnen functioneren.

Samenvattend: Organisatorische en inhoudelijke slagkracht vergroten door: 
-    strategische denk en slagkracht vergroten
      o    De functie strateeg opdelen in conceptbewaker Kompas voor Cranendonck én bestuursadviseur
      o    De strategische potentie inzetten en de ruimte die dit achterlaat, invullen
-    Het leiderschap versterken
-    De inhoudelijke en organisatorische kwetsbaarheid verkleinen
-    Ruimte voor zij-instromers en begeleiding vergroten
-    De uitvoeringskrapte meer in balans brengen 

Het P-Budget 2026

Terug naar navigatie - Paragraaf Bedrijfsvoering - Het P-Budget 2026

Onderstaand overzicht geeft inzicht in het P-budget 2026. De salariskosten in de begroting 2026 zijn gebaseerd op de CAO die op 31 maart 2027 afloopt. In onderstaande tabel staat weergegeven hoe het P-budget voor 2026 is opgebouwd.

P-budget (bedragen x € 1.000) 2025 2026
Niet-beïnvloedbare kosten (Bestuur en Raad) 1.385.000 1.362.191
Opleiding en secundaire arbeidsvoorwaarden 522.000 389.000
Totale salariskosten (inclusief inhuur, exclusief griffie) 10.891.000 11.432.000
Voorgestelde (tijdelijke) formatie-uitbreidingen / inhuur* 0 1.183.400
Totaal primitieve begroting 12.798.000 14.366.591

Ten opzichte van de (bijgestelde) raming 2025 stijgt het p-budget stijgt met circa € 1,6 miljoen. 

De verhoging van het P-budget wordt als volgt gespecificeerd: 
-    Verwachte loonontwikkeling en periodieken                                                         €       402.000
-    lagere Bestuur en Raad (met name door lagere salariskosten griffie    - €           23.000
-    Voorgestelde (tijdelijke) formatie-uitbreidingen *                                               €  1.183 .400 

De verwachte loonontwikkeling en de periodieken worden grotendeels (voor € 262.000) opgevangen binnen de stelpost loon- en prijsontwikkeling. Verder zijn er kosten van secundaire arbeidsvoorwaarden verschoven naar salariskosten (flexibele schil).

* Dit betreft de totale formatie uitbreiding voor de gemeente Cranendonck, individueel in de programma’s bij de onderwerpen wordt een toelichting gegeven waarvoor en waarom deze formatie benodigd is. Het betreft  13,34 vaste fte, 4,6 tijdelijk fte en inhuur voor € 1.594.000. Voor een gedeelte (€ 0,5 miljoen) wordt de (tijdelijke) uitbreiding opgevangen door verhoging van leges omgevingswet, uitkeringen van het Rijk, efficiencywinst uit organisatie en voordeel herontwikkeling sociaal team.   

 

Paragraaf Wet Open Overheid

Wet Open Overheid (Woo)

Terug naar navigatie - Paragraaf Wet Open Overheid - Wet Open Overheid (Woo)

Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. De Woo is de opvolger van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en regelt het recht op informatie over wat de overheid doet, hoe ze dat doet en waarom. Deze publieke informatie wordt openbaar gemaakt uit eigen beweging (actieve openbaarmaking) of naar aanleiding van een verzoek (passieve openbaarmaking). De Woo heeft tot doel om overheden en semioverheden transparanter te maken. Het op orde brengen van de informatiehuishouding is in dit kader van essentieel belang.  
 
De Woo verplicht gemeentelijke overheden om -gefaseerd door middel van tranches- elf informatiecategorieën actief openbaar te maken. De A2 Samenwerking heeft hier een project voor ingericht. De projectleider zal gaandeweg het project ook de rol van Woo-coördinator vervullen.  
 
In de tweede helft van 2022 is het ambitie voor Cranendonck vastgesteld op basis. Dat betekent dat wordt voldaan aan het wettelijk minimum voor wat betreft het openbaar maken van de documenten uit de elf categorieën van artikel 3.3 van de Woo.

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Paragraaf Wet Open Overheid - Wat willen we bereiken?

•    In 2025 en 2026 wordt verder gewerkt aan het optimaliseren van werkwijzen en systemen.  
•    Voldoen aan de wettelijke verplichting om de informatiecategorieën uit de Woo actief openbaar te maken. De gemeente Cranendonck voldoet per 1 november 2024 aan de eerste tranche van de Woo. In het laatste kwartaal van 2025 zullen de informatiecategorieën uit de tweede tranche van de Woo wettelijk verplicht worden. De publicatie van de informatiecategorieën uit de derde tranche zal naar verwachting in 2026 verplicht worden gesteld.  
•    Stappen zetten in het verder op orde brengen van de informatiehuishouding. Het betreft hier de opslag, het beheer en de verstrekking van gegevens binnen een organisatie. Dit moet goed georganiseerd zijn, zodat iedereen snel toegang heeft tot de benodigde informatie.  
•    Meer bewustwording bij medewerkers, leidinggevenden, burgemeester en wethouders en gemeenteraad over het belang van een goede informatiehuishouding zodat het doel van een transparante overheid met een goede toegang tot overheidsinformatie kan worden bereikt. De nieuwe projectleider krijgt hierin een belangrijke rol.  

Verwachte uitgaven en financiële middelen

Terug naar navigatie - Paragraaf Wet Open Overheid - Verwachte uitgaven en financiële middelen

De financiële gevolgen van de implementatie en uitvoering van de Woo zijn door het Rijk gecompenseerd met zowel incidentele als structurele middelen. De incidentele middelen zijn bestemd voor het verbeteren van systemen, het opleiden van medewerkers en het aanpassen van processen en de organisatie. De structurele middelen zijn bedoeld voor de actieve openbaarmaking van de informatiecategorieën zoals genoemd in de Woo, het aanwijzen van een contactfunctionaris en het beheer en onderhoud van systemen.  

Van deze middelen is een deel ingezet voor personeel en het publicatieportaal. De overige middelen berusten bij de gemeenten en zullen te zijner tijd aangewend moeten worden voor verdere implementatie van de Woo.  

Paragraaf Grondbeleid

Algemeen

Terug naar navigatie - Paragraaf Grondbeleid - Algemeen

Deze paragraaf beschrijft het grondbeleid van de gemeente Cranendonck voor 2026. Het beleid is verankerd in de Nota Grondbeleid en wordt halfjaarlijks geactualiseerd. De verslaglegging vindt plaats in lijn met de Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken (2023) van de commissie BBV, die het BBV-aanvult met stellige uitspraken over onder andere verslaglegging, looptijd en winstneming.

Grondbeleid en doelstellingen

Terug naar navigatie - Paragraaf Grondbeleid - Grondbeleid en doelstellingen

Nota Grondbeleid
De opgave in het fysiek domein is groot. Van klimaatverandering en vergroening tot de woningbouwopgave en van bereikbaarheid tot een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijvigheid. De omvang en complexiteit van zowel de lokale als regionale opgaven vraagt om een steeds grotere regierol van de gemeente. Om deze regierol te kunnen uitvoeren is een passend en actief grondbeleid noodzakelijk. In de nota grondbeleid is deze actieve rol van de gemeente inclusief het bijbehorend afwegingskader verder uitgewerkt. De nota grondbeleid bevat een actualisatie van de uitvoeringskaders van het grondbeleid in Cranendonck en de daarbij behorende spelregels. 

Grondbeleid is een middel om als gemeente de ruimtelijke opgaven te realiseren. Het staat daarmee ten dienste van de verschillende ruimtelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het huidige beleid de programma’s en in de toekomstige strategische visie en de omgevingsvisie. Het grondbeleid is daarmee ondersteunend aan de overige beleidsdoelen.  

Grondprijzen
Momenteel heeft de gemeente geen gronden meer in eigendom voor de verkoop van woningbouwkavels of kavels voor bedrijven. In nota grondbeleid is opgenomen dat de grondprijzen periodiek worden vastgesteld middels de Grondprijzenbrief. Uitgangspunt hierbij is dat deze marktconform dienen te zijn. Onder marktconform wordt verstaan: “De waarde die de markt maximaal bereid is te betalen en die door vraag en aanbod tot stand komt.” Marktconform houdt een prijs in die passend is bij de toekomstige functie. De gemeente hanteert daarmee een functioneel grondprijzenbeleid, waarbij de grondprijzen worden bepaald afhankelijk van de functie die op de betreffende grond kan worden gerealiseerd. De gemeente hanteert hierbij als uitgangspunt een vaste marktconforme prijs per m2 per functie. Deze prijs wordt periodiek residueel en/ of comparatief bepaald en vastgelegd in de Grondprijzenbrief. Gedurende het jaar wordt een index gehanteerd die is vastgelegd in de Grondprijzenbrief en bepaald is op basis van marktgegevens. Er gelden toeslagen voor locatie en ligging en voor grote kavels kan een afslag gelden welke eveneens worden vastgelegd in de Grondprijzenbrief. Vanwege het ontbreken van gronden die voor verkoop in aanmerking komen is er nog geen grondprijzenbrief opgesteld. Zodra er weer zicht is op gronduitgifte door de gemeente zal de grondprijzenbrief worden opgesteld en vastgesteld door het college van B&W.  Mochten er zich tussentijds situaties voordoen waarbij er verkoop van gemeentelijk (grond) bezit aan de orde is dan zal voor de betreffende verkoop een marktwaarde taxatie plaats vinden door een NRVT gecertificeerde taxateur. 

Reststroken 2026
Voor restroken hanteren we vaste prijzen. Reststroken zijn benoemd als voor-, zij- en achtertuinen met over het algemeen wat kleinere perceeloppervlakten. De grondprijzen zijn voor 2026:

€ 108,- per m2 voor de reststroken gelegen achter de voorgevelrooilijn bij een woning;
€ 54,- per m2 voor de reststroken voor de gevelrooilijn.

Rente
Het rentepercentage, wat bij de actualisatie van de gemeentelijke grondexploitaties wordt gehanteerd, is berekend op basis van de voorschriften van het BBV. Voor de begroting 2026 wordt voor de lopende grondexploitaties gerekend met een rentepercentage van 1,9%.

Actualisatie gemeentelijke grondexploitaties en particuliere plannen

Terug naar navigatie - Paragraaf Grondbeleid - Actualisatie gemeentelijke grondexploitaties en particuliere plannen

Gemeentelijke grondexploitaties
Er is sprake van een gemeentelijke grondexploitatie indien de grond in eigendom is van de gemeente, of gedurende de looptijd van het plan wordt verworven, en de raad een grondexploitatie heeft vastgesteld. De boekwaarde wordt op de balans verantwoord in de categorie ‘In exploitatie genomen (bouw)gronden’. Momenteel is er sprake van drie lopende grondexploitaties zijnde Airpark, Neerlanden en Rubenslaan.  Per 31-12-2024 is de boekwaarde van deze drie grondexploitaties € 4.794.000,- positief. Dat betekent dat het totaal aan gerealiseerde opbrengsten € 4.794.000,- hoger was dan het totaal aan gerealiseerde kosten. Op basis van de begroting wordt einde looptijd een winst verwacht van € 9.253.000,- inclusief reeds genomen tussentijdse winsten. 

Tabel Exploitatieresultaat (prognose)

Naam  Boekwaarde 31-12-2024 Verwachte eindwaarde op basis van de begroting 2026 (inclusief tussentijds genomen winsten)                                  
Airpark        4.434.000       6.456.000 voordeel
Rubenslaan 1 -191.000 -265.000 nadeel
Neerlanden 551.000 3.062.000 voordeel
Totaal 4.794.000 9.253.000  

Airpark Brabant
Airpark Brabant fase II is een gemeentelijke grondexploitatie. Alle gronden in fase II zijn verkocht. Vandaar dat Airpark fase II in 2018 is uitgebreid met Airpark fase IIb. De gronden die nodig zijn om het plan te realiseren zijn nog niet gekocht. Dit proces loopt zeer moeizaam. Voor Airpark is Voorkeurrecht gevestigd wat betekent dat als grondeigenaren hun grond willen verkopen dat ze deze als eerste aan de gemeente te koop moeten aanbieden. De gronden en het opstal aan de Heikantstraat 10 zijn inmiddels gekocht door de gemeente. Deze gronden staan nu nog geactiveerd op de materiele vaste activa. Eind 2025 zal er een herziene grondexploitatie aan de gemeenteraad worden aangeboden waarbij deze gronden aan de grondexploitatie kunnen worden toegevoegd waardoor er meer uitgeefbare gronden komen in Airpark. Dit is een positieve ontwikkeling gezien de vraag naar grond voor de uitbreiding of nieuwvestiging van bedrijven. 

Neerlanden
Alle gronden zijn verkocht via een marktselectie aan Hendriks bouw en ontwikkeling uit Oss. Inmiddels zijn alle gronden in de eerste fase verkocht. In deze eerste fase waren 64 woningen voorzien. De verkoop van fase 2 is inmiddels opgestart. 

Rubenslaan
Het bestemmingsplan Rubenslaan 1 is inmiddels onherroepelijk geworden. Daardoor kan er gestart worden met de bouw van de 12 sociale huurappartementen door Wocom. Voordat er gestart kan worden moet eerst het aanwezig pand gesloopt worden en een bodemsanering als gevolg van een bodemverontreiniging plaats gaan vinden. De plankosten en kosten voor sloop en sanering zijn veel hoger dan oorspronkelijk begroot waardoor er in 2024  een aanvullende verliesvoorziening is genomen. Het verwachte resultaat einde looptijd komt uit op € 265.000,- negatief. 

 

Financiële positie

Terug naar navigatie - Paragraaf Grondbeleid - Financiële positie

De financiële positie bestaat uit de boekwaarde van de gemeentelijke grondexploitaties en de reserves en risico’s die samenhangen met de exploitatie van (bouw)grond. Bij de bepaling van de financiële positie kijken we achtereenvolgens naar de reserve ruimtelijke kwaliteit, de voorziening nadelige grondexploitaties, de reserve grondexploitatie en het weerstandsvermogen.

Reserve Ruimtelijke Kwaliteit
De voeding voor de bestemmingsreserve Fonds Ruimtelijke Kwaliteit vindt plaats vanuit particuliere plannen waar een bijdrage wordt gevraagd voor deze reserve en door een bijdrage vanuit de gemeentelijke grondexploitaties op basis van een bijdrage per m2 verkochte grond. De mutatie van deze reserve is weergegeven in onderstaande tabel.

Verloop reserve Fonds Ruimtelijke kwaliteit

Stand per 31-12-2024   3.949.113
     
stortingen vanuit gemeentelijke grondexploitaties -  
stortingen vanuit anterieure overeenkomsten 240.000  
Jaarrekening 2024 resultaatbestemming: Verlies Rubenslaan -223.849  
Totaal mutaties 2025   -
     
Stand per 31-12-2025   3.965.264

Voorziening Nadelige grondexploitaties
Volgens de richtlijnen van de BBV moet een voorziening getroffen worden voor gemeentelijke grondexploitaties die een tekort laten zien op basis van een begroting op einde looptijd. Op basis van de jaarlijkse actualisatie van de gemeentelijke grondexploitatie wordt de hoogte van de voorziening herijkt. De voorziening wordt in mindering gebracht op de balanspost ´Onderhanden werk inzake grondexploitaties´.

Bijstellingen van de hoogte van de voorziening geschiedt middels verrekening met de reserve grondexploitatie.

Specificatie voorziening Nadelige grondexploitaties

Stand per 31-12-2024 255.000
Benodigd per 31-12-2025 (prognose)  
Rubenslaan 1  255.000
Bijstorting t.l.v. reserve grondexploitaties -
Stand 31-12-2025 (prognose) 255.000

Risico’s grondexploitaties
Aan het exploiteren van (bouw)grond zijn risico’s verbonden. Zeker gelet op de lange looptijden, de relatief hoge voorinvesteringen en omvangrijke geprognosticeerde verkoopopbrengsten bij gemeentelijke grondexploitaties, moet rekening gehouden worden met een reëel risico.

Voor de kwantificering van de risico´s wordt onderscheid gemaakt in algemene (exploitatie)risico´s en projectspecifieke risico´s. Voor het complex Rubenslaan is de risico inschatting, uitgaande van een ‘slecht weer scenario’ (dit wil zeggen een verslechtering van het geprognosticeerd resultaat of het niet (geheel) kunnen verhalen van de door de gemeente Cranendonck gemaakte kosten), berekend op een bedrag van afgerond € 4.000,-. Voor de complexen Neerlanden en Airpark zijn de geprognotiseerde resultaten dusdanig dat risico’s opgevangen kunnen worden binnen het resultaat van de grondexploitatie. 

In de vermogenspositie is rekening gehouden met een risicobedrag van € 200.000,- voor reeds gestarte initiatieven (het niet geheel kunnen verhalen van de door de gemeente gemaakte kosten) en € 150.000 (algemeen voorbereidingsbudget) voor nieuwe initiateven welke uiteindelijk niet doorgaan; totaal een risicobedrag van € 350.000. Het totale bedrag voor risico’s komt daarmee uit op een bedrag van € 350.000,- plus € 4.000,- = € 354 .000,-.

Risico´s in relatie tot reserve grondexploitatie
Het uitgangspunt voor het bepalen van de minimumhoogte van de reserve grondexploitaties is dat er voldoende financiële buffer aanwezig moet blijven voor een verantwoorde continuering van de bedrijfsvoering. Hierbij is de minimumhoogte berekend op € 354.000,- gebaseerd op de risico’s. De bovengrens bedraagt anderhalf maal de omvang van de noodzakelijke ondergrens en gezien de omvang van de risico’s bepaald op een bedrag van 1,5 * € 354.000,- = € 531.000,-.

Reserve grondexploitaties
De reserve grondexploitaties is ingesteld om de resultaten van de lopende complexen en de ongedekte voorbereidingskredieten op te vangen. Elk jaar wordt op basis van de stand van de noodzakelijke reservepositie bepaald hoe hoog het bedrag is dat overgeheveld kan/moet worden naar/van de gemeentelijke algemene reserve.

Overzicht verloop reserve Grondexploitaties

Stand per 01-01-2025   531.000

Bij: Verwachte tussentijdse winstnemingen

nihil  
Stand 31-12-2025 (prognose)    531.000

Weerstandsvermogen
Op grond van het BBV bepaalt het weerstandvermogen de mate waarin middelen vrijgemaakt kunnen worden om naast het afdekken van tekorten ook substantiële tegenvallers en risico’s op te vangen (zonder aanpassing van beleid). Voor het bepalen van het weerstandsvermogen zijn drie zaken van belang:

  1. De uiteindelijke resultaten van de grondexploitaties en particuliere plannen;
  2. De risico’s van/rondom grondexploitaties;
  3. De stand en ontwikkeling van de reserve grondexploitatie.

Specificatie weerstandsvermogen

Reserve grondexploitaties per 31-12-2025 (prognose) 531.000
Nog te realiseren resultaten gemeentelijke grondexploitaties 6.003.000
Risico’s dekking en verlies -531.000
Risico minder winst -379.000
Totaal weerstandsvermogen per 31-12-2025 5.624.000

Het risico minder winst van € 379.000,- vloeit voort uit de risico analyse van de grondexploitaties Neerlanden en Airpark waarbij naar scenario’s wordt gekeken als mogelijk hogere inflatie van kosten (5%), stijging van rente naar 2,5% en 10% lagere grondprijzen in combinatie met een inschatting van de kans van optreden.

Er kan worden geconcludeerd dat de huidige reserve grondexploitatie en de geprognosticeerde positieve resultaten van de grondexploitaties ruimschoots de risico’s afdekken.

Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen

Inleiding

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Inleiding

Een groot vermogen is geïnvesteerd in de kapitaalgoederen in onze gemeente. De kapitaalgoederen zijn van groot belang voor het zo optimaal mogelijk functioneren van onze gemeente, onder meer op het gebied van de leefbaarheid, veiligheid, verkeer en vervoer en recreatie. Onderhoud en beheer is nodig om kapitaalvernietiging te voorkomen. Met het beheer en onderhoud van onze wegen, de openbare verlichting en het water, het openbaar groen en onze gemeentelijke gebouwen is een grote inzet van onze middelen (personeel en financiën) gemoeid. Deze paragraaf geeft via een dwarsdoorsnede van de begroting, inzicht in de mate van onderhoud en de financiële lasten daarvan.

Algemeen kaderstellend is:
De Notitie Beheer Openbare Ruimte 2025-2030, vastgesteld eind 2025. Hierin is vastgelegd dat het garantieniveau van de kapitaalgoederen niveau C is. Vier keer per jaar wordt het kwaliteitsniveau gemonitord. In deze notitie zijn aanvullend op deze begroting de benodigde onderhoudsbudgetten voor de komende vijf jaar vastgesteld.

Openbaar groen

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Openbaar groen

Met de aanleg, het beheer en onderhoud van het gemeentelijke groen versterken we het groene en rustieke karakter van Cranendonck. Groen speelt een belangrijke rol in het behouden van en versterken van de eigen uitstraling van elke kern. Daarnaast draagt een robuuste groenstructuur bij aan het behalen van onze duurzaamheids- en klimaatdoelstellingen, onder meer door het verminderen van hittestress en het bufferen van regenwater. Zo kunnen wij Cranendonck ook in de toekomst leefbaar houden voor alle inwoners. Product Openbaar groen maakt onderdeel uit van programma 1: Wonen + Leven.

Voor het onderhoud van het kapitaalgoed “groen” is het volgende kaderstellend:

  • Notitie Beheer Openbare Ruimte 2025-2030
  • Rijksregels vellen houtopstanden
  • Zorgplicht bomen (Boomveiligheidscontroles en beheer) 
  • Groenvisie Cranendonck 2024

Kosten onderhoud 2026
Ieder jaar wordt een werkplan groen opgesteld. Aangezien groen een levend kapitaalgoed is, kunnen we geen meerjarenplanning hiervoor maken. De gemeentelijke bomen worden in een vaste cyclus van vier jaar gesnoeid.

Onderhoudsachterstanden
De huidige onderhoudsbudgetten zijn afgestemd op het behalen van het kwaliteitsniveau C in de openbare ruimte.  Momenteel behalen wij afwisselend niveau B en C. Deze variatie is voornamelijk toe te schrijven aan de weersomstandigheden en hoe hard het groen groeit hierdoor.

Vanaf medio 2026 zijn de snoeiachterstanden van ons bomenbestand weggewerkt.

Ontwikkelingen
In 2024 is een nieuwe groenvisie vastgesteld. Vanaf 2026 werken we op basis van het hierbij horende uitvoeringsplan groen, waarbij de nadruk ligt op klimaatadaptatie, soortenrijkdom, en een gezonde leefomgeving. We werken richting een robuust groennetwerk door onze gemeente.

Wegen

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Wegen

De “Wegen” zijn een onderdeel van het programma 1: Wonen + Leven. De gemeente beschikt over een uitgebreid wegennet, bestaande uit verhardingen, wegmarkeringen, bermen, en zowel verharde als halfverharde en onverharde wegen. Om dit netwerk in goede staat te houden en waar nodig te verbeteren, is tijdig en continu onderhoud essentieel. Door effectief en voldoende onderhoud uit te voeren, wordt de levensduur van de verhardingen verlengd en de verkeersveiligheid verhoogd. Daarnaast draagt een goede afstemming met integrale projecten bij aan het aantrekkelijker woon- en leefklimaat. Ook de aanleg en het onderhoud van civieltechnische kunstwerken, recreatieve fietspaden, dorpskernen en rustlocaties spelen een belangrijke rol. Deze voorzieningen stimuleren recreatie, toerisme en economische ontwikkelingen binnen de gemeente.

Voor het onderhoud van de kapitaalgoederen “wegen” is het volgende kaderstellend:

  • IBOR Plan Cranendonck 2026-2030, vastgesteld door de Raad in 2025.  Hierin staat het gewenste kwaliteitsniveau beschreven.
  • Beheerplan wegen 2026-2030, vastgesteld door het college in 2026.
  • Masterplan Mobiliteit 2040
  • Wet- en regelgeving zoals:
    • De Wegenwet en Wegenverkeerswet
    • Risico- en schuldaansprakelijkheid
    • Wet milieubeheer, Besluit bodemkwaliteit en Geluid
    • Duurzaamheid
  • De kwaliteit van de wegen is mede vormgegeven op basis van de CROW (Centrum voor Regelgeving in de Grond-, Wegen- en Waterbouw) richtlijnen.

Kosten onderhoud in 2026
Het ”Beheerplan wegen 2026- 2030” gemeente Cranendonck vormt de basis voor het plannen van onderhoud aan de wegen, zowel voor dagelijks onderhoud (DO) als voor groot onderhoud (GO). De kwaliteit van wegen verandert voortdurend, bijvoorbeeld door weersinvloeden of zwaar verkeer. Daarom worden de wegen regelmatig geïnspecteerd. Op basis van deze gegevens worden jaarlijks de onderhoudsmaatgelen vastgesteld. De gemeente hanteert kwaliteitsniveau C als norm. Voor hoofdwegen en dorpscentra wordt gestreefd naar het hogere niveau   C-plus. Onderhoud wordt afgestemd met andere werkzaamheden, zoals rioleringen, reconstructies en verkeersmaatregelen, om efficiënt te werken en overlast te beperken.

Naast het reguliere dagelijkse en groot onderhoud worden op basis van aanvullende verhardingsonderzoeken en technische adviezen de jaarlijkse vervangingsinvesteringen vastgesteld. Deze investeringen worden jaarlijks ter goedkeuring opgenomen in de begroting. De bijbehorende kapitaallasten worden gedekt vanuit de begroting gereserveerde investeringsruimte voor het beheer van het openbare gebied. Op deze manier wordt structureel voorzien in de instandhouding en kwaliteit van de verhardingsinfrastructuur.

Geplande projecten in het uitvoeringsprogramma wegen 2026 zijn: 

•    Geuzendijk Budel
De Geuzendijk in Budel, het traject tussen de rotonde Randweg-Oost en de gemeentegrens met Weert wordt grondig aangepakt. Bij dit project worden de bestaande verhardingen vervangen en vindt groot onderhoud plaats. Om de verkeersveiligheid te verbeteren wordt het project afgestemd met Verkeer. De totale projectkosten worden geraamd op € 625.000,-. 

•    Meidoornstraat Maarheeze
De Meidoornstraat in Maarheeze krijgt in 2026 een grondige opknapbeurt. In het kader van groot onderhoud worden de verouderde verhardingen vervangen. De kosten van dit project worden geraamd op € 160.000,-.

•    Gastelseweg Budel fase 3
Integraal rioleringsproject met wegen en groen. Gelijktijdig met het rioleringsproject wordt de Gastelseweg in Budel, gedeelte Kerkstraat tot nabij De Wieken, opnieuw ingericht met nieuwe verhardingen en aanvullend groen. De kosten voor wegen en groen worden voor het project op € 128.000,- geraamd.

•    Brunellastraat, Weegbreestraat en Hermelijnstraat Maarheeze
Integraal rioleringsproject met wegen. Gelijktijdig met het rioleringsproject worden de Brunellastraat, Weegbreestraat en Hermelijnstraat in Maarheeze opnieuw ingericht met nieuwe verhardingen. De kosten voor wegen worden voor het project geraamd op € 190.000,-.

•    Infrastructurele verbeteringen smalle wegen 2026
Op basis van het uitvoeringsprogramma worden infrastructurele maatregelen getroffen om smalle wegen beter geschikt te maken voor het hedendaagse, zwaardere en bredere landbouw- en vrachtverkeer. De werkzaamheden bestaan uit het aanbrengen van bermverhardingen en het verbeteren van de afwatering langs deze wegen. Deze aanpassingen dragen bij aan de verkeersveiligheid, verminderen schade aan de wegbermen en verbeteren de doorstroming van het verkeer. Voor 2026 is onder andere de Schoordijk, gelegen tussen de komgrens en de Randweg - Oost, opgenomen in het programma. De geraamde kosten voor het aanbrengen van bermverhardingen bedragen € 179.000,-. 

Onderhoud wegen
Het onderhoud aan de wegen kan onderverdeeld worden in:

  • Het beheren en verzorgen van het dagelijks en groot onderhoud van het gemeentelijk wegennet en recreatieve fietspaden.
  • Onderhouden en beheren wegmarkeringen en straatmeubilair
  • Onderhoud van de civieltechnische kunstwerken. Uitvoering van rehabilitaties (vervangingen).
  • Het uitvoeren van onderhoud aan de half- en onverharde wegen en paden.
  • Beheer en onderhoud van de bermen.
  • Het afhandelen van meldingen en calamiteiten.

Onderhoudsachterstanden

Er zijn momenteel geen achterstanden in het onderhoud. In de meerjarenplanning wordt het onderhoud zorgvuldig afgestemd op geplande reconstructies, verkeersmaatregelen, rioleringsprojecten en werkzaamheden van nutsbedrijven, zodat een integrale en efficiënte uitvoering mogelijk is.

Openbare verlichting (elektrische installaties)

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Openbare verlichting (elektrische installaties)

Openbare verlichting verbetert de leefbaarheid, de sociale- en verkeersveiligheid. Een belangrijk aandachtspunt is ook duurzaamheid en energiebesparing. Het product Openbare Verlichting maakt onderdeel uit van programma 1: Wonen + Leven.

Voor het onderhoud van het kapitaalgoed ‘elektrische installaties’ is het volgende kaderstellend:

  • Notitie Beheer Openbare Ruimte 2021-2025, vastgesteld door de Raad in 2020. Hierin staat het gewenste kwaliteitsniveau beschreven.
  • Richtlijn NPR 13201 (Nederlandse Praktijk Richtlijn voor de kwaliteitscriteria van openbare verlichting).
  • Nieuwe ontwikkelingen in de woonkernen. 
  • Nationaal energie-/klimaatakkoord.

Kosten onderhoud 2026
Binnen de vastgestelde kaders (zoals hierboven benoemd) wordt onderhoud gepleegd aan de openbare verlichting. Bij storingen of defecten welke zijn geconstateerd door inwoners of ons zelf wordt dit verholpen. Het huidige budget is voldoende voor dergelijk onderhoud.

Verduurzaming (verLEDding) van de openbare verlichting 2026
Er wordt gewerkt aan energiebesparing volgens het energieakkoord. De vervangingsinvesteringen voor verLEDding van de openbare verlichting worden in de nieuw te maken investeringsprogrammanotitie “Beheer Openbare Ruimte” opgenomen. Deze uitkomsten zullen dan in de begroting voor 2027 en verder worden opgenomen.

Onderhoudsachterstanden
Er zijn geen onderhoudsachterstanden.

Speelvoorzieningen

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Speelvoorzieningen

Spelen is voor kinderen van groot belang voor hun lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Daarnaast nodigt een veilige openbare speelruimte uit tot actief bewegen. Product Speelvoorzieningen maakt onderdeel uit van programma 1: Wonen + Leven.

Voor het onderhoud van het kapitaalgoed ‘speelvoorzieningen’ is het volgende kaderstellend:

  • Veiligheid van de speeltoestellen wordt getoetst aan de hand van wettelijke richtlijnen.

Kosten onderhoud 2026
De jaarlijkse inspecties en de daaruit voortvloeiende onderhoudswerkzaamheden kunnen binnen het onderhoudsbudget worden betaald. 

Onderhoudsachterstanden

Er zijn geen onderhoudsachterstanden.

Ontwikkelingen 2026
We blijven in gesprek met de kernen waar vanuit het gedachtegoed vitale gemeenschappen initiatieven worden ingestoken. In 2026 zal een aanzet worden gedaan voor een nieuw beleid op spelen, zodat dit meer in lijn gaat komen met de huidige maatschappij.

Riolering & water

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Riolering & water

Alle inwoners en bedrijven in de gemeente Cranendonck hebben baat bij een goed en functioneel rioolstelsel uit oogpunt van volksgezondheid, voorkomen van wateroverlast en milieubescherming. Daarnaast draagt doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater bij tot een aangenaam woonklimaat met een groen karakter. “Riolering & Water” maakt onderdeel uit van programma 1: Wonen + Leven.

Voor het onderhoud van de kapitaalgoederen ‘riolering & water’ is het volgende kaderstellend:

  • De Wet milieubeheer (afvalwaterzorgplicht)
  • Waterwet (hemelwater- en grondwaterzorgplicht)
  • Water en Rioleringsplan (WRP) 2026-2030

Kosten onderhoud in 2026
In het Water en rioleringsplan 2026-2030 is weergegeven hoe de gemeente haar zorgplichten de komende planperiode vorm zal geven. De kosten die hiermee gepaard gaan zijn ook in het plan verwerkt. In het vastgestelde WRP  zijn de lasten en inkomsten voor het product riolering onderbouwd voor de periode 2026-2030

Onderhoudsachterstanden
Er zijn geen onderhoudsachterstanden. In de meerjarenplanning stemmen we het onderhoud integraal af op de geplande reconstructies wegbeheer, verkeersmaatregelen en werkzaamheden nutsbedrijven. 

Uitvoering projecten ter verbetering van kapitaalgoederen
Conform het WRP 2026-2030 voeren we naast dagelijks onderhoud  vervangings- en verbeteringsinvesteringen uit.  Geplande projecten in het uitvoeringsprogramma riolering 2026 zijn: 

  • Gastelseweg Budel Fase 3                                                                                                                                                                                                                                                                                                   Integraal rioleringsproject met wegen en groen. In het gedeelte van de Gastelseweg tussen de Kerkstraat en De Wieken vervangen we het rioolstelsel en ontvlechten van hemelwater wat valt op de openbare ruimte. Gelijktijdig vervangen we de bestrating en aanvullend groen.                                                                                                Voor riolering zijn de kosten voor het project geraamd op  € 1.193.970,-.                                                                                                                
  • Brunellastraat, Weegbreestraat, Hermelijnstraat en Puttenstraat Maarheeze                                                                                                                                                                                  Integraal rioleringsproject met wegen.  In de Brunellastraat, weegbreestraat en Hermelijnstraat verlengen we de levensduur van het rioolstelsel en in het gehele projectgebied ontvlechten we het hemelwater. Gelijktijdig richten we het gebied in met nieuwe bestrating.  Voor riolering zijn de kosten voor het project geraamd op € 757.647.

Gemeentelijke gebouwen

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Gemeentelijke gebouwen

De gemeente verzorgt het beheer en onderhoud van de gemeentelijke gebouwen. De gemeentelijke gebouwen zijn onderdeel van programma 1: Wonen + Leven en programma 2: Economie + Ondernemen.
Voor het onderhoud van het kapitaalgoed ‘gebouwen’ is het volgende kaderstellend:

•    Nota gemeentelijke gebouwen, vastgesteld september 2016.
•    Gebouwen dienen te voldoen aan de wettelijke eisen.
•    De Raad heeft op 29 september 2020 het MJOP 2020 –2034 vastgesteld. Daarmee is het MJOP mede kaderstellend.

Kosten onderhoud 2026
De middelen voor dagelijks onderhoud worden uit de exploitatie bekostigd. De middelen voor meer jaren onderhoud (MJOP) worden uit de voorziening onderhoud gebouwen onttrokken. In het Meerjarig Onderhoudsplan 2020-2034 is de Meerjarenplanning van de voorziening onderhoud gebouwen bijgesteld. De extra lasten die voortvloeien uit het MJOP 2020-2034 zijn opgenomen in deze begroting.

Ontwikkelingen 2026
Binnen het team Openbare Ruimte krijgt het cluster Vastgoed in 2025 en 2026 vorm, waardoor de grip op vastgoed wordt versterkt. De basis wordt op orde gebracht waarmee ook wordt gekeken naar de Meerjarenonderhoudsplanning (MJOP) 2020-2034 en Duurzaamheidsmeerjarenplannen (DMOP). Na het MJOP en DMOP volgen de investeringsplannen (MJIP). De MJIPs geven aan welke investeringen nodig zijn bij vervanging en/of renovatie.  Voor een Meerjaren Investeringsplan (MJIP) is een totaalbudget van € 80.000,- beschikbaar gemaakt om dit op te (laten) stellen. Dit project zal in 2026 plaatsvinden. De dekking vindt plaats uit reserve verduurzaming gemeentelijke gebouwen.

Gemeentelijke sportaccommodaties

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Gemeentelijke sportaccommodaties

De sportaccommodaties maken deel uit van programma 3: Toerisme + Recreatie. De gemeente wil een gevarieerd aanbod aan sportactiviteiten ondersteunen. Hierbij wordt momenteel de verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud van de accommodaties zoveel mogelijk bij de gebruikers (lees: verenigingen) neergelegd.

Voor het onderhoud van het kapitaalgoed ‘sportaccommodaties’ is het volgende kaderstellend:

  • Geactualiseerd MJOP/MJIP (opgesteld in 2025, nog vast te stellen door college en raad) 
  • Jaarlijkse nulmeting van de voetbalvelden inclusief onderhoudsadvies.

De voetbalverenigingen doen het beheer en onderhoud van de velden in eigen beheer met een bijdrage vanuit de gemeente. In 2025 en 206 wordt geëvalueerd samen met de verenigingen of dit nog steeds de manier is om het beheer en onderhoud op een juiste manier te doen. Er is in de huidige tijd steeds meer specialistische kennis benodigd om het onderhoud goed te doen. Met de evaluatie kan worden bepaald in hoeverre we de zelfredzaamheid bij voetbalverenigingen kunnen blijven handhaven. Ook omdat de verenigingen te kampen hebben met een vrijwilligersterugloop.

Kosten onderhoud 2026
De onderhoudskosten voor de sportaccommodaties worden verwerkt in het meerjarig onderhoudsplan van de sportaccommodaties.

Het dagelijks en groot onderhoud van de bouwhallen is via de huur-, gebruiksovereenkomst belegd bij de verenigingen.

Ontwikkelingen 2026
De sportaccommodaties in de gemeente voldoen aan de geldende veiligheidsnormen. Hierop vindt jaarlijks een controle plaats. Vanaf 2026 worden de afspraken met sportverenigingen vereenvoudigd en duidelijker gecommuniceerd, zodat voor iedereen helder is wat de verantwoordelijkheden zijn. Hiermee gaan we starten bij onze grote verenigingen maar we willen ernaartoe dat dit geldt voor alle betrokken verenigingen binnen de gemeente.

Onderhoud & vervanging Tractie

Terug naar navigatie - Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen - Onderhoud & vervanging Tractie

Tractie (rollend materieel gemeentewerf en gemeentehuis) is een onderdeel van de gemeentelijke kapitaalgoederen. De tractie wordt gebruikt voor de diversen producten, zoals beheer en onderhoud van openbare groen, sport, riool, openbare gebouwen en evenementen.

Het wagenpark is aan zijn technische levensduur waardoor we over gaan tot vervanging hiervan. In 2025 is middels een aanbesteding een leasecontract afgesloten waarin meerdere gemeenten, waterschappen en GGD hebben meegedaan. Middels dit leasecontract zal het wagenpark vervangen gaan worden. Uitlevering van het wagenpark zal deels in 2025 en deels in 2026 gebeuren.

Hierbij worden voor de aanschaf de volgende kaders meegenomen:

  • Tractiemiddelen dienen betrouwbaar in de bedrijfsvoering en veilig te zijn. Tractiemiddelen dient te voldoen aan de wettelijke eisen.
  • Tractiemiddelen zijn elektrisch, mits dit past in het gebruik (technisch) ervan.

Kosten onderhoud 2026
Het onderhoud van de leasewagens is meegenomen in het leasebedrag. Voor de andere tractie die nog niet is vervangen hoeft geen extra middelen aangevraagd te worden, dit past binnen het huidige budget.

Ontwikkelingen 2026
In 2026 zal een deel van de tractie worden uitgeleverd. Dan zal in 2027 de graaflaadcombinatie (JCB) en wat kleinere zaken worden vervangen om zo goed te kunnen blijven functioneren.

Paragraaf Subsidies

Algemeen

Terug naar navigatie - Paragraaf Subsidies - Algemeen

De gemeente levert een financiële bijdrage aan diverse instellingen en verenigingen in de vorm van subsidies. De subsidies zijn verwerkt in de programma’s van de programmabegroting 2025. In totaal gaat het om een bedrag van circa € 4,5 miljoen. In deze paragraaf subsidies is het totaalbeeld van de subsidies opgenomen.

Soorten subsidies

Terug naar navigatie - Paragraaf Subsidies - Soorten subsidies

Subsidie is ‘de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten’ (artikel 4:21 van de Awb).

De Awb eist dat gemeenten de grondslag voor het verstrekken van subsidie vastleggen in een algemeen verbindend voorschrift (= subsidieverordening), dat door de raad is vastgesteld. Hierop zijn vier uitzonderingen mogelijk:

  1. Subsidies die worden verleend in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift. Het wettelijk voorschrift moet dan binnen een jaar tot stand zijn gekomen;
  2. Subsidieregelingen die door de Europese Unie zijn vastgesteld;
  3.  Indien de begroting de subsidieontvanger specifiek vermeldt en het bedrag aangeeft waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld (subsidieverstrekking op basis van een begrotingspost);
  4. Eenmalige subsidies, mits deze voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

Bij bovenstaande uitzonderingen blijft gelden dat de procedure voor subsidieverstrekking moet voldoen aan de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht. Ook is het uitgangspunt dat de subsidie moet worden verstrekt voor een doel dat bijdraagt aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelstellingen. Er zijn diverse soorten subsidies, elk met eigen kaders en richtlijnen:

  1. Stimuleringssubsidies: een eenmalige subsidie voor een activiteit/activiteiten met een eenmalig of experimenteel karakter; of een eenmalige subsidie voor activiteiten waarvan het college heeft aangegeven dat ze die wil stimuleren.
  2. Budgetsubsidies: een subsidie voor activiteiten die bij voortduring dan wel periodiek (één jaar of langer) plaatsvinden en die op grondslag van meetbare activiteiten wordt verleend aan (professionele) organisaties, waarbij een uitvoeringsovereenkomst met de organisatie kan worden gesloten.
  3. Accommodatiesubsidie: een subsidie die bijdraagt aan de kosten van een accommodatie.
  4. Activiteitensubsidie: een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan gemeentelijke beleidsdoelen en bij voortduring dan wel periodiek (één jaar of langer) plaatsvinden waarmee de gemeente aangeeft het aanbod van bepaalde activiteiten door een organisatie van belang te vinden.
  5. Basissubsidies: optelsom van activiteiten- en accommodatiesubsidie.

Beleid

Terug naar navigatie - Paragraaf Subsidies - Beleid

Het beleid met betrekking tot subsidies is vastgelegd in het subsidiebeleid, de subsidieverordening van de gemeente Cranendonck en bijbehorende nadere subsidieregels 2022. In 2021 is de Algemene subsidieverordening Cranendonck 2021 vastgesteld. In deze subsidieverordening zijn onder andere begripsbepalingen geactualiseerd en is de datum van indienen van de vaststelling en de aanvraag aangepast. De nadere regels zijn een bevoegdheid van het college.

Het subsidiebeleid geeft weer welke uitgangspunten de gemeente hanteert bij de toepassing van het instrument subsidie. Deze uitgangspunten vormen het kader voor de uitwerking van de subsidieverordening en de subsidieregels.

In de subsidieverordening staat de procedure van aanvraag, verlening, verantwoording en vaststelling van subsidies inclusief hieraan gekoppelde voorwaarden. Ook zijn er de administratieve verplichtingen (termijnen, te overleggen bewijsstukken, etc.) in opgenomen. Basis voor de verordening zijn de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.

In de nadere regels, aangepast in 2022, wordt aangegeven hoe de hoogte van de subsidie wordt berekend en aan welke eisen en verplichtingen een aanvrager moet voldoen.

De gemeente streeft voor de diverse beleidsterreinen specifieke doelstellingen na. Subsidie wordt ingezet als middel om bepaalde maatschappelijke doelstellingen te behalen, bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen te stimuleren. De doelstellingen zijn uitgewerkt en vastgelegd in diverse beleidsplannen. Daarnaast wordt aangesloten op de strategische visie. De volgende algemene doelstellingen kunnen worden genoemd:

  • Wonen en leven: de gemeente biedt de mogelijkheid om burgers in elke kern samen te laten komen. Hierdoor versterken we de sociale cohesie. Onze burgers wonen in een omgeving waarbij ze tevreden zijn over het beheer van de openbare ruimte;
  • Kunst en cultuur: de gemeente biedt haar inwoners de mogelijkheid kennis te maken met en deel te nemen aan (lokale) kunst- en culturele activiteiten. Onderdeel hiervan is het behoud van de eigen identiteit van Cranendonck;
  • Sport: de gemeente biedt haar inwoners, met speciale aandacht voor jeugd en mensen met een beperking, de mogelijkheid kennis te maken met en deel te nemen aan een gevarieerd aanbod aan sport- en beweegactiviteiten;
  • Zorg: de gemeente stimuleert dat inwoners, van jong tot oud, zich kunnen ontplooien en verantwoordelijkheid nemen. Inwoners doen mee in de samenleving.

Subsidieplafond

Terug naar navigatie - Paragraaf Subsidies - Subsidieplafond

De gemeente Cranendonck werkt met een subsidieplafond. Dit subsidiebudget is het bedrag dat gedurende een subsidiejaar ten hoogste beschikbaar is voor verstrekking van basis- en stimuleringssubsidies. Het subsidiebudget kent een plafond dat voor 2026 wordt vastgesteld op € 589.099,-. Dit is het plafond van 2025 is verhoogd met een index van 2%.  Jaarlijks is er maximaal € 20.000,- binnen het totale subsidiebudget beschikbaar voor stimuleringssubsidies. Bij een subsidieplafond worden subsidies verstrekt zolang er middelen beschikbaar zijn. Als het budget op is, wordt een subsidieverzoek in principe afgewezen. Voor de manier waarop de middelen worden verdeeld, zijn nadere (subsidie)regels vastgesteld.

Vanwege de huidige manier van subsidiëren, op basis van maatschappelijke doelstellingen, ondernemen verenigingen extra activiteiten om aan meer maatschappelijke doelstellingen een bijdrage te kunnen leveren en daarmee meer subsidie ontvangen. Hiermee lijkt het subsidiebeleid een gewenst effect te behalen, namelijk de bijdrage aan de doelstellingen van gemeentelijk beleid.

Financieel overzicht subsidies

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de subsidiebedragen zoals voorgesteld voor de begroting 2026. Hierbij is uitgegaan van de voorlopig toegekende bedragen over 2025.

Basissubsidies Verwachting 2026  521.791,74
     
Stimuleringssubsidies Maximaal budget  20.000
  Totaal subsidiebudget (het subsidieplafond) 541.791,74
     
Budgetsubsidies Cordaad 755.225,00
  Lumens Groep 512.298,00
  Combinatie Jeugdzorg 651.333,00
  Bibliotheek Budel en Maarheeze (incl. Digitaalhuis) 578.543,00
  GGD Zuid-Oost Brabant

911.705,00

  GGD-JGZ 46.825,00
  GGzE 140.224,00
  Carrousel 2.394,00
  Slachtofferhulp 8.069,00
  Toon Hermans Huis 3.500,00
  Voedselbank Weert 4.200,00
  Stichting Leergeld Weert 39.000,00
  De Klimroos 12.000,00
  Stichting Europese Jeugdsportdagen 5.000,00
  Gemeenschapshuis de Reinder 33.500,00
  Gemeenschapshuis de Schakel 7185,85
  Stichting Cultuur Maarheeze 22.000,00
  Stichting Muziekactiviteiten Grensland 25.000,00
  RICK 122.825,00
  Theatercommissie de Borgh 15.000,00
  Cantinetheater 5.000,00
  AK de Smeltkroes 15.000,00
  Radio Pulsar (Horizon) 15.000,00

 

   

Totaal subsidies

  4.472.618,59

Budgetsubsidies vallen alleen onder de werking van het subsidiebeleid voor zover het gaat om de toepassing van aanvraag- en afhandeltermijnen. Inhoudelijk wordt per budgetgesubsidieerde instelling de subsidie bepaald. Er zijn geen algemeen geldende criteria voor deze instellingen (bijvoorbeeld voor het berekenen van de subsidie), zodat ook geen sprake is van een algemeen geldend subsidieplafond voor budgetsubsidies.

Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Inleiding

Bij het uitvoeren van gemeentelijke processen en het nastreven van doelen heeft de gemeente te maken met een scala aan risico’s. Deze paragraaf geeft aan hoe robuust de gemeentelijke begroting bestand is om onvoorziene financiële tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat het beleid daarvoor veranderd hoeft te worden. Daarvoor is het noodzakelijk een goed inzicht te krijgen in de omvang van de risico’s en de aanwezige weerstandscapaciteit.

Volgend op de uitgebreide risico-inventarisatie die heeft plaatsgevonden en de vertaling daarvan naar ons weerstandsvermogen, vraagt het managen van geïdentificeerde, maar zeker ook nieuwe risico’s om continue aandacht. Managen in die zin dat gefundeerde beslissingen worden genomen om nadelige effecten bij het optreden van risico’s te verminderen dan wel te elimineren. Zo kunnen risico’s worden voorkomen of verminderd, kan beleid worden aangepast en kan ook worden besloten om risico’s op verantwoorde wijze te accepteren.

Bij het verder door ontwikkelen van risicobeheersing hoort ook extra en toenemende aandacht voor risico’s als fraude, cybercriminaliteit, corruptie, ondermijning en niet-integer handelen. Naast beheersing via ‘technische’ controles gaat het hier vooral om gedrag van mensen. Een manier om vooral dit laatste beter te begrijpen kan aan de hand van de fraudedriehoek worden uitgelegd.

 

Gelegenheid: krijg ik de kans om te frauderen door hiaten in onze processen/computersystemen? Wat is de pakkans? 
Druk/motivatie: wat is de (achterliggende) reden om te frauderen? Word ik door iemand gedwongen, heb ik geld nodig, is het de kick of uitdaging om te zien wat er kan, etc. 
Rationalisatie: kan ik de handeling voor mezelf goedpraten (ik verdien meer dan dat ik krijg, niemand mist het, ik betaal het wel terug)?

Iedereen die te maken heeft met onze gemeente moet erop kunnen vertrouwen dat wij op een betrouwbare, eerlijke en zorgvuldige manier zaken doen. Als organisatie beschikken we over een breed scala aan zogenaamde soft controls waaronder het afleggen van de ambtseed/-belofte, de eis van een verklaring van goed gedrag en een vastgestelde regeling en gedragscode o.a. op het gebied van nevenwerkzaamheden en financiële belangen.
Daar is sinds 2024 de fraude-risicoanalyse aan toegevoegd waarmee via een selecte steekproef 30 medewerkers  worden bevraagd op hun ervaring met 10 organisatiekenmerken die van invloed kunnen zijn op een verhoogd of verlaagd frauderisico. De aandachtspunten die hieruit naar voren komen worden door concerncontrol opgepakt.

Verschillende soorten risico’s

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Verschillende soorten risico’s

Bij het inventariseren van risico’s is het van belang om een onderscheid te maken tussen jaarlijks terugkerende risico’s en risico’s die specifiek zijn voor een bepaald jaar. Er zijn risico’s, zoals onzekerheden ten aanzien van de hoogte van de algemene uitkering, die van invloed zijn op het beleid van de gemeente, die elk jaar voorkomen en daarmee structureel van aard zijn. Dit betekent echter niet dat de kans op het risico en het financieel gevolg bij het voorkomen van het risico elk jaar hetzelfde is. Deze risico’s worden elk jaar opnieuw gekwantificeerd. 
 
Daarnaast zijn er risico’s die specifiek zijn voor een bepaald jaar, omdat er in dat jaar bijvoorbeeld een project loopt dat risico’s met zich meebrengt. Dit soort risico’s, zoals vertraging van een project door externe omstandigheden, moet elk jaar opnieuw in beeld worden gebracht. Bepaalde ontwikkelingen, spelen niet elk jaar en zijn daardoor enkel in bepaalde jaren een risico.  
 
Het risicoprofiel verschilt hierdoor van jaar tot jaar. Niet alleen de risico’s verschillen qua kans en impact, maar ook de benodigde weerstandscapaciteit verschilt per jaar.  
 
Naast jaarlijkse, structurele risico’s en specifieke risico’s per jaar zijn er ook nog risico’s die niet te kwantificeren zijn. Hierbij gaat het om risico’s die niet uit te drukken zijn in financiële middelen, maar waar we wel rekening mee moeten houden.  Daarbij gaat het om risico's in de kwaliteit van dienstverlening, juridische procedures, ICT applicaties, HRM processen en dergelijke.

Wat is weerstandscapaciteit?

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Wat is weerstandscapaciteit?

De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden die de gemeente heeft om niet begrote kosten, die onverwacht en substantieel zijn, op te vangen. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Incidentele weerstandscapaciteit is het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat dit invloed heeft op de uitvoering van taken op het huidige niveau. Structurele weerstandscapaciteit omvat de middelen die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de programma’s. Hoe groot de totaal minimaal beschikbare weerstandscapaciteit moet zijn, is afhankelijk van de risico’s die de gemeente loopt.  

De beschikbare incidentele weerstandscapaciteit is opgebouwd uit de volgende onderdelen: 

  • De algemene reserve voor enerzijds het opvangen van risico’s waarvoor geen voorziening is getroffen zonder dat de uitvoering van het reguliere beleid van de gemeente wordt verstoord (= ondergrens) en anderzijds een vrij aanwendbaar deel. 
  • Vanuit het BBV is de gemeente verplicht om een post ‘onvoorziene uitgaven’ op te nemen in de begroting. Deze post is bedoeld voor het opvangen van onvoorzienbare, niet uitstelbare en onontkoombare uitgaven.  
  • De vrij aanwendbare bestemmingsreserves zijn reserves waaraan de gemeente een bepaalde bestemming heeft gegeven. Er is echter voor gekozen om de vrij aanwendbare bestemmingsreserves niet mee te nemen in de beschikbare weerstandscapaciteit. Aanwending van deze reserves kan namelijk negatieve gevolgen hebben voor bestaande voorzieningen. 
  • Stille reserves bestaan uit het verkoopresultaat (verkoopopbrengst minus lagere boekwaarde) van bijvoorbeeld groenstroken, gronden, gebouwen en aandelen, voor zover de verkoop binnen één jaar te realiseren is, de verkoop niet leidt tot een gat in de begroting en de verkoop de taakuitoefening van de gemeente niet aantasten. Omdat deze stille reserves moeilijk te kwantificeren zijn bij het bepalen van de beschikbare weerstandscapaciteit is besloten om dit niet mee te nemen.
  • De algemene reserve grondexploitatie (ARG) beschouwen we vanaf 2024 niet langer als onderdeel van de algemene weerstandscapaciteit. Deze reserve is weliswaar onderdeel van ons eigen vermogen maar reserveren we nu specifiek voor het opvangen van risico’s met betrekking tot de grondexploitatie. Voor een verdere toelichting verwijzen we naar de paragraaf grondbeleid.  

Naast de incidentele weerstandscapaciteit, heeft de gemeente nog de mogelijkheid om de structurele weerstandscapaciteit te verhogen. Er is namelijk een deel onbenutte belastingcapaciteit: bij het heffen van de OZB zitten we op dit moment nog niet aan de maximaal te heffen belasting. Hier zit nog ruimte voor de gemeente, waardoor het deel uit maakt van de beschikbare weerstandscapaciteit. Indien het nodig is, kan de OZB verhoogd worden, zodat risico’s opgevangen kunnen worden. 

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1.000) 1-1-2025 1-1-2026
Algemene Reserve 12.717 14.942
Onvoorziene uitgaven 10 10
Stille Reserves Pm Pm
Totaal incidentele weerstandscapaciteit 12.727 14.952
Eigenaar woning 1.314 1.697
Eigenaar niet-woning -
Gebruiker niet-woning -
Totaal structurele weerstandscapaciteit * 1.314 1.697
*Globaal op basis van ruimte 2026
Totaal weerstandsvermogen 14.041 16.649

Hoe is bepaald hoeveel weerstandscapaciteit we nodig hebben?

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Hoe is bepaald hoeveel weerstandscapaciteit we nodig hebben?

Om te bepalen of het weerstandsvermogen voldoende is, is naast de beschikbare weerstandscapaciteit ook inzicht nodig in de benodigde weerstandscapaciteit. Om de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen, zijn de risico’s die onze gemeente loopt organisatie-breed in kaart gebracht. Bij elk risico dat is genoemd in de inventarisatie, is aangegeven wat het risico inhoudt, wat de gevolgen zijn mocht het risico zich voordoen, welke beheersmaatregelen er eventueel genomen zijn en wat de geschatte maximale financiële gevolgen zijn (de impact). Op basis van deze analyse is de benodigde weerstandscapaciteit bepaald.

Onze top 10 aan risico’s

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Onze top 10 aan risico’s

Een op Cranendonckse risico’s afgestemd weerstandvermogen
In de jaarstukken 2024 is voor de laatste keer gerapporteerd over de top 10 aan risico’s die enerzijds een reële kans hebben dat ze zich voordoen en waarmee anderzijds dan ook substantiële financiële gevolgen zijn gemoeid. De risico’s zijn in het kader van deze begroting opnieuw organisatie-breed in kaart gebracht.
Ten opzichte van de gepresenteerde risico’s in de jaarstukken 2024 heeft

  Risico Gevolgen Maatregelen Kans x impact / financiële gevolgen
1 Achterblijvend volume Gemeentefonds De ontwikkeling van de algemene uitkering gemeentefonds is meerjarig onzeker mede als gevolg van bestuurlijke instabiliteit op rijksniveau. Taken en middelen zijn niet met elkaar in balans Geen, er is duidelijk sprake van een afhankelijkheids-positie 1.000.000
2 Achterblijvende compensatie stijgende kosten Jeugdzorg 2026-2029 en daadwerkelijk effect Hervormingsagenda Jeugd We kunnen te maken krijgen met toename van afnemen van zorg waarmee aanzienlijke financiële bedragen zijn gemoeid Wat compensatie betreft zijn we afhankelijk van het rijk. Instroom is nagenoeg niet te beïnvloeden  500.000
3 Cybercrime Kwetsbaarheid waardoor dienstverlening in het gedrang komt en persoonsgegevens in handen komen van criminelen. Aanzienlijke herstelkosten zijn het gevolg Investering in bewustwording, techniek en capaciteit (CISO, FG, PO) 500.000
4 Ontoereikende begrotingen bij gemeenschappelijke regelingen o.a. bij de GRSA2, waardoor de gevraagde verbetering van de dienstverlening niet (kan) worden gerealiseerd Stijgende kosten voor deelnemers van gemeenschappelijke regelingen. Op regelmatige basis in gesprek zijn 485.000
5 Ontoereikende rijksmiddelen voor uitvoering van de Participatiewet/BUIG/WSW Bij conjuncturele tegenvallers blijven BUIG-middelen achter. Minimumloonstijgingen zijn gekoppeld aan bijstand.
WSW voorziening geeft daardoor een fikse kostenstijging die mogelijk niet wordt gecompenseerd
Ontwikkelingen nauwlettend volgen en daar flexibel op proberen in te spelen 250.000
6 Exploitatietekorten van gemeenschapshuizen die voor rekening van de gemeente komen Als gemeenschapshuizen niet tot een sluitende exploitatie komen, leidt dit tot faillissement/sluiting op het moment dat de gemeente niet financieel bijspringt Vanuit de gemeentelijke organisatie de verbinding met gemeenschapshuizen optimaliseren. Door met elkaar in contact te zijn en mee te denken en adviezen te geven wordt gewerkt om risico’s te verkleinen c.q. op te vangen 250.000
7 Achterblijvende competenties van het personeel en als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt  lastig kunnen invullen van vacatures met gekwalificeerd personeel. Dit alles in een snel veranderende omgeving Verminderde dienstverlening, het niet kunnen inspelen op veranderingen met als gevolg overvragen van personeel waardoor fouten optreden en sprake is van uitval Met de visie op de organisatie en het implementatieplan wordt ingestoken op het verkleinen/opvangen van risico’s. Daarnaast wordt ingezet op het verder ontwikkelen van competenties van onze medewerkers 250.000
8 Verplichte sanering en opruimen van bodemverontreiniging en drugslozingen door de gemeente Oplossen van dit soort situaties zonder dat daar financiële middelen tegenover staan   250.000
9 Inflatie  Hogere kosten waar niet altijd compensatie tegenover staat Voor specifieke lasten hierop anticiperen via de begroting 200.000
10 Renterisico Bij stijgende rente ontstaan hogere lasten die in de begroting niet zijn voorzien Herziening van het investeringsprogramma 100.000
  Totaal top 10 risico's     3.785.000

De tabel toont risico’s met interne of externe oorzaak en risico’s van meer operationele aard. Als je met wat afstand kijkt naar deze top 10, dan zou je die kunnen categoriseren in:
1.    De financiële afhankelijkheidspositie van het rijk en met name het achterblijven van aantoonbaar noodzakelijke compensatie.
2.    De zorg voor de veiligheid van onze informatie als gevolg van de toename aan cyberaanvallen op overheidsorganisaties.
3.    Risico’s op het gebied van inflatie en rente, voornamelijk veroorzaakt door geopolitieke ontwikkelingen.
4.    Op zich staande risico’s: exploitatie gemeenschapshuizen, arbeidsmarkt, financiën gemeenschappelijke regelingen en bodemsanering/opruimen drugslozingen.

Naast de financieel gekwantificeerde risico’s zijn er ook risico’s die niet meteen in geld zijn uit te drukken, doch die wel behoorlijk impact kunnen hebben. Denk hierbij aan risico’s als imagoschade, kwaliteit van dienstverlening maar ook veiligheidsrisico’s, juridische procedures, ICT-applicaties, HRM-processen enzovoorts.

Risico’s met of zonder beheersmaatregel

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Risico’s met of zonder beheersmaatregel

Als we kijken naar de sturing op de risico’s heeft het weinig zin om flink te sturen op risico’s met een kleine impact en een kleine kans. Om gestructureerd om te gaan met risico’s en te focussen op risicobeheersing richten we ons op de risico’s boven de € 200.000,- en die een kans van 50% of meer hebben dat ze voor komen.  
 
Conclusie: Op dit moment is ons weerstandsvermogen uitstekend. Met beschikbare weerstandscapaciteit kunnen we alle risico's 4 keer opvangen. 
 
Het weerstandsvermogen wordt berekend aan de hand van de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit. De beschikbare weerstandscapaciteit is  € 16.649.000,-. Hier staat een benodigde weerstandscapaciteit tegenover van € 4.180.000,-. Dit is de optelsom van alle risico’s die zijn geïnventariseerd (en dus niet alleen de hiervoor gepresenteerde top 10). Verder nemen we ook naar beheersmaatregelen waardoor de risico’s zijn verkleind of de risico’s zijn niet meer actueel.  
Zoals eerder vermeld focussen we sinds een aantal jaren op een brede risico-inventarisatie. In de aankomende jaren vindt een verdere kwaliteitsverbetering plaats ten aanzien van de beoordeling en inschatting van de risico’s en wordt ook bepaald hoe Cranendonck om moet gaan met de situatie waarin verschillende risico’s tegelijk voordoen. In 2026 inventariseren we alternatieve methodes die een preciezere statistische berekening van kans x impact mogelijk maken. Statistisch gezien komen niet alle risico’s tegelijkertijd en in de volledige omvang voor terwijl we daar voor de berekening van de weerstandscapaciteit nu wel vanuit gaan. 

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Financiële kengetallen

De kengetallen en hun beoordeling in samenhang zijn enerzijds bedoeld om de financiële positie inzichtelijker te maken. Anderzijds zijn de kengetallen bedoeld om gemeenten met elkaar vergelijkbaar te maken.

Het opnemen van deze kengetallen in de begroting past in het streven naar meer transparantie. Daarnaast stelt het de raad in staat om op een eenvoudigere manier inzicht te krijgen in de financiële positie en de baten en lasten van de gemeente. Deze kengetallen drukken namelijk de verhouding uit tussen bepaalde onderdelen van de begroting. Daarnaast maken de getallen inzichtelijk over hoeveel (financiële) ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te kunnen dekken of opvangen. Hiermee geven ze inzicht in de financiële weerbaar- en wendbaarheid van de gemeentelijke begroting.

Wat betekenen deze financiële kengetallen in hun samenhang bezien?

1. Netto schuldquote

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - 1. Netto schuldquote

De netto schuldquote geeft het niveau van de schuldenlast van de gemeente weer, ten opzichte van de  baten. Ook geeft het een indicatie van de druk op de rentelasten en de aflossingen op de exploitaties. Dit kengetal geeft aan hoeveel schuld een gemeente kan dragen. Vanaf 100% blijft te weinig leencapaciteit over om financiële tegenvallers op te vangen. Bij 130% of hoger is sprake van een zeer hoge schuld. Dit kengetal is gevoelig voor schommelingen in inkomsten.

Een hoge netto schuldquote hoeft niet per definitie een probleem te zijn: deze kan veroorzaakt zijn door afgesloten leningen die worden doorgeleend aan bijvoorbeeld woningcorporaties die op hun beurt weer jaarlijks aflossen. Om inzicht te krijgen in hoeverre sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven. Hierdoor wordt inzichtelijk wat het aandeel van verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast.

1a Netto schuldquote (bedragen x € 1.000) Rekening 2024 begroting 2025 begroting 2026 begroting 2027 begroting 2028 begroting 2029
A. Vaste schulden 30.681 28.062 43.016 67.068 68.120 69.170
B. Netto vlottende schuld 8.468 4.183 8.136 1.042 0 0
C. Overlopende passiva excl. grexen 7.501 7.501 7.501 7.501 7.501 7.501
D. Financiële activa
E. Uitzettingen < 1 jaar 12.931 0 0 0 638 4.375
F. Liquide middelen 138 138 138 138 138 138
G. Overlopende activa 4 6.359 6.359 6.359 6.359 6.359
H. Totale baten 74.143 77.041 74.558 74.658 74.708 76.205
Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/H x 100%) 45,3% 43,2% 70,0% 92,6% 91,7% 86,3%
1b Netto schuldquote gecorrigeerd
A. Vaste schulden 30.681 28.062 43.016 67.068 68.120 69.170
B. Netto vlottende schuld 8.468 4.183 8.136 1.042 0 0
C. Overlopende passiva excl. grexen 7.501 7.501 7.501 7.501 7.501 7.501
D. Financiële activa 1.404 1.270 1.136 1.002 868 733
E. Uitzettingen < 1 jaar 12.931 0 0 0 638 4.375
F. Liquide middelen 138 138 138 138 138 138
G. Overlopende activa 4 6.359 6.359 6.359 6.359 6.359
H. Totale baten 74.143 77.041 74.558 74.658 74.708 76.205
Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/H x 100%) 43,4% 41,5% 68,4% 91,2% 90,5% 85,4%

Solvabiliteitsratio

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - Solvabiliteitsratio

Dit kengetal drukt het eigen vermogen uit als percentage van het totale vermogen en geeft daarmee inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Normaal bevindt de solvabiliteitsratio van een gemeente zich tussen de 20% en 50%. Bij een solvabiliteitsratio lager dan  20% moet de gemeente oppassen en is het bezit met veel schuld belast. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de weerbaarheid van de gemeente. 

2. Solvabiliteitsratio (bedragen x € 1.000) Rekening 2024 begroting 2025 begroting 2026 begroting 2027 begroting 2028 begroting 2029
A. Eigen vermogen 28.394 31.791 28.899 28.462 27.170 26.004
B. Balanstotaal 79.360 75.315 91.294 107.436 105.865 105.550
Solvabiliteit (A/B) x 100% 35,8% 42,2% 31,7% 26,5% 25,7% 24,6%

2. Grondexploitatie

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - 2. Grondexploitatie

De grondexploitatie kan een grote impact hebben op de financiële positie van de gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. Terugverdienen betekent het aflossen van de schuld en het goedmaken van de rentelasten. Het kengetal geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale (geraamde) baten. Het is dus belangrijk om te kunnen bepalen of er een reële verwachting is of de grondexploitatie kan bijdragen in de verlaging van de schuld. De positie van onze gemeente is te kwalificeren als minst risicovol.

3. Grondexploitatie (bedragen x € 1.000) Rekening 2024 begroting 2025 begroting 2026 begroting 2027 begroting 2028 begroting 2029
A. Bouwgronden in exploitatie -4.794 -4.435 -4.845 -1.291 150 -386
B. Totale baten 74.143 77.041 74.558 74.658 74.708 76.205
Grondexploitatie (A/C) x 100% -6,5% -5,8% -6,5% -1,7% 0,2% -0,5%

3. Structurele exploitatieruimte

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - 3. Structurele exploitatieruimte

Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting is het ook van belang te kijken naar de structurele baten en structurele lasten. Hiervoor gebruiken we het kengetal structurele exploitatieruimte. Dit kengetal geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is.

Een positief percentage betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Een begroting waarvan de structurele baten hoger zijn dan de structurele lasten is meer flexibel dan een begroting waarbij structurele baten en lasten in evenwicht zijn.

We voldoen aan de eis vanuit het financieel toezicht van een  structureel positief saldo voor het eerstvolgende begrotingsjaar.

4. Structurele exploitatieruimte (bedragen x € 1.000) Rekening 2024 begroting 2025 begroting 2026 begroting 2027 begroting 2028 begroting 2029
A. Totaal strcuturele lasten 75.997 77.057 74.759 75.000 75.791 77.892
B. Totaal structurele baten 79.176 76.942 74.558 74.658 74.708 76.205
C. Totala structurele toevoegingen aan de reserves 5.805 98 80 257 257 257
D. Totale structurele onttrekkingen uit de reserves 6.475 887 639 828 828 828
E. Totaal baten 74.143 77.041 74.558 74.658 74.708 76.205
Structurele exploitatieruimte (((B-A)=D-C)/E x 100% 5,2% 0,9% 0,5% 0,3% -0,7% -1,5%

4. Belastingcapaciteit: Woonlasten meerpersoonshuishouden

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - 4. Belastingcapaciteit: Woonlasten meerpersoonshuishouden

De belastingcapaciteit geeft inzicht in de mate waarin een financiële tegenvaller in het volgende begrotingsjaar opgevangen kan worden en of er ruimte is voor nieuw beleid. Om deze ruimte te kunnen weergeven is een ijkpunt nodig. Er is gekozen om de belastingcapaciteit te relateren aan landelijk gemiddelde tarieven, ook omdat er behoefte is om inzicht te hebben in de lokale tarieven van omliggende gemeenten. De belastingcapaciteit wordt gerelateerd aan de hoogte van de gemiddelde woonlasten (OZB, rioolheffing en reinigingsheffing).  Bij de beoordeling van dit kengetal kan daarnaast worden vermeld welke ruimte er is ten opzichte van het te heffen tarief. 

5. Belastingcapaciteit

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - 5. Belastingcapaciteit
5. Belastingcapaciteit Rekening 2024 begroting 2025 begroting 2026
A. OZB lasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 371 383 387
B. Rioolheffing voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 229 243 250
C. Afvalstoffenheffing voor een gezin 302 229 241
D. Eventuele heffingskorting 0 - -
E. Totale woonlasten voor gezin (A+B+C-D) 902 855 878
F. Woonlasten landelijke gemiddelde voor gezin 967 1.052 1.080
Belastingcapaciteit (E/F) x 100% 93% 81% 81%

De onderlinge verhouding tussen de kengetallen en de financiële positie

Terug naar navigatie - Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing - De onderlinge verhouding tussen de kengetallen en de financiële positie

De kengetallen afzonderlijk beschouwd hebben een beperkte informatiewaarde. Daarom bezien we ze in samenhang. Er is wel een algemeen aanvaarde, geen wettelijke vastgelegde norm voor elk kengetal.  In onderstaande tabel is die globale normering weergegeven.

De samenhang tussen solvabiliteit en de schuldquote ligt in het feit dat een hogere schuldquote de solvabiliteit kan beïnvloeden. Als een organisatie een groot deel van haar activa financiert met vreemd vermogen (hoge schuldquote), kan dit de financiële stabiliteit onder druk zetten, vooral als de rentelasten hoog zijn of als de organisatie  moeite heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen. Een lage schuldquote kan daarentegen wijzen op een sterke solvabiliteit, omdat de organisatie minder afhankelijk is van externe financiering en dus minder risico loopt bij economische tegenslagen. De schuldquotes vallen binnen de categorie minst risicovol en de sovabiliteitsratio kenmerken we als neutraal. Daarnaast zijn de verwachtingen van de opbrengsten uit de grondexploitaties nog steeds  positief en zijn de mogelijke verliezen voorzien. We verwachten daarom uit de grondexploitaties resultaten die bijdragen en verdere verbetering van de schuldratio en het solvabiliteitsratio.

De structurele exploitatieruimte is voor 2026 en 2027 positief maar vanaf 2028 is sprake van een tekort, het “ravijnjaar” dat is verschoven van 2026 naar 2028. Dit is het directe gevolg kortingen op het gemeentefonds. En de keuze van het kabinet om vanaf 2026 te gaan werken met een nieuwe financieringssystematiek voor gemeenten en provincies. In het kader van het financieel beleid van Cranendonck hebben we voor de meerjarenbegroting  als uitgangspunt gehanteerd dat, wanneer als gevolg van de onzekere financieringssystematiek van het Rijk naar de gemeenten tekorten ontstaan, de laatste jaren van het meerjarenbeeld negatief mogen staan. Het aanvullen van de structurele exploitatieruimte door het inzetten van belastingcapaciteit is een politieke keuze, bijvoorbeeld ter dekking van nieuwe ambities. De kengetallen in samenhang bezien, is de algemene conclusie dat de financiële positie van de gemeente goed is.

 

Leeswijzer kleuraanduiding kengetallen Laag risico Gemiddeld Hoog risico
(groen) risico (oranje) (rood)
Netto schuldquote < 90% 90% - 130% > 130%
Solvabiliteitsratio > 50% 20% - 50% < 20%
Grondexploitatie < 20% 20% - 35% > 35%
Structurele exploitatieruimte > 0% 0% < 0%
Belastingcapaciteit < 95% 95% - 105% > 105%

Paragraaf Financiering

Algemeen

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Algemeen

In deze paragraaf wordt het financieringsbeleid verder toegelicht. Het doel van deze paragraaf is het verstrekken van informatie over en het inzichtelijk maken van het treasurybeleid, het beheersen van de financiële risico`s en het zorgen voor zo voordelig mogelijke renteresultaten.

De financieringsparagraaf gaat achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:

  1. Ontwikkelingen
  2. Kaderstelling
  3. Rentevisie
  4. Rentesystematiek
  5. Financieringspositie
  6. Leningenportefeuille
  7. Kasgeldlimiet
  8. Renterisiconorm
  9. EMU-saldo

Ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Ontwikkelingen

Met de invoering van de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) kregen het Rijk en de medeoverheden een gelijkwaardige inspanningsverplichting opgelegd om hun begrotingen binnen de EMU-norm te houden. Dit laatste houdt in dat er meer gestuurd dient te worden op liquiditeiten en de ruimte voor investeringen mede bepaald wordt door het EMU saldo.

De gemeente Cranendonck maakt op basis van de informatie uit de organisatie een integrale liquiditeitsplanning. Bij het aangaan van transacties op de geld- en kapitaalmarkt houden wij rekening met die liquiditeitsplanning en de kapitaalmarktrente.

De gemeente Cranendonck heeft de komende jaren een aantal grotere investeringen (o.a. Centrumplan Budel, de Schakel en de Schaapskooi, samen mee naar de A2 en rioleringsprojecten). Hierdoor is het noodzakelijk externe financiering aan te trekken. Wij beschikken over een meerjarige liquiditeitenplanning, waardoor het inzicht in geldstromen is verbeterd. Op grond van dat verbeterd inzicht kunnen potentiële financiële risico’s beperkt c.q. ondervangen worden en hebben we een beter inzicht in de financieringsbehoefte.

In de begroting 2026 wordt, evenals in de begroting 2025, gerekend met een rente omslagpercentage van 1,9%. Het omslagpercentage wordt onder andere gehanteerd om binnen de gemeente rentekosten van geldleningen te verrekenen. Ook de rente die wordt gerekend over eigen financieringsmiddelen bedraagt 1,9%.

Kaderstelling

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Kaderstelling

De uitvoering van de financieringsfunctie vindt plaats binnen de kaders zoals die zijn vastgelegd in de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido), de Wet Houdbare overheidsfinanciën (HOF) het besluit Begroting en Verantwoording (BBV), de regeling Uitzettingen en derivaten decentrale overheden (RUDDO), en in de financiële verordening en het treasurystatuut van de gemeente Cranendonck. In de vastgelegde kaders staan transparantie en risicobeheersing centraal.

Rentevisie

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Rentevisie

Een visie omtrent de renteontwikkeling van de korte- en de lange termijn rente is een voorwaarde om de treasuryfunctie adequaat uit te oefenen. Door de huidige economische en politieke ontwikkelingen is het maken van een goede visie op de renteontwikkeling niet eenvoudig. Voor een rentevisie vertrouwt de gemeente op de publicaties en verwachtingen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Als gesproken wordt over de rente van de ECB gaat het meestal om de zogenaamde refirente. De refirente is de rente die banken moeten betalen aan de ECB wanneer zij geld bij de ECB opnemen (de zogenaamde herfinancieringsrente). Deze rente was in september 2023  4,50% ., het hoogste renteniveau sinds jaren.  Door de rente te verhogen heeft de ECB ervoor gezorgd dat de economie wat vertraagt en dat de hoge inflatie is afgezwakt.  De inflatie  in de eurozone is inmiddels stabiel op het niveau van circa 2%.

De refirente (herfinancieringsrente) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:

11-06-2025    2,15%
23-04-2025    2,40%
12-03-2025    2,65%
05-02-2025    2,90%
18-12-2024    3,15%
23-10-2024    3,40%
18-09-2024    3,65%
12-06-2024    4,25%
20-09-2023    4,50%
02-08-2023    4,25%
21-06-2023    4,00%
10-05-2023    3,75%
22-03-2023    3,50%
08-02-2023    3,00%

De verwachting is dat de ECB de rente - door de afkoelende inflatie - laag zal houden om de economische groei stimuleren.

De situatie op de rentemarkt kan worden bezien op de lange en korte termijn. Als referentierente voor de korte markt (geldmarkt) wordt gewoonlijk de 3-maands Euribor (Euro Interbank Offered Rate) gebruikt. Voor de lange markt ofwel kapitaalmarkt fungeert het tarief van de 10-jaars staatslening als referentie.

De standen van de genoemde renteniveaus zijn op het moment van het opstellen van de paragraaf financiering:

3-maands Euribor: 2,029 % (bron: Euribor-rates 19 september 2025)

De 3-maands Euribor is het afgelopen jaar gedaald van 3,496% naar 2,029 %.

10-jaars staatsobligatie: 2,870 % (bron: IEX 12 september 2025).

Ten opzichte van vorig jaar ( 2,431%) is deze licht gestegen.

De praktijk leert dat gemeenten veelal geldleningen aantrekken voor een wat langere periode, met daaraan een langere rentevaste periode. Veelal valt de keuze op 20 of 25 jaar.

In de Kadernota 2026 hebben wij rekening gehouden met de dalende rente en voor het aantrekken van geldleningen op de kapitaalmarkt het rentepercentage voor de begroting 2026 naar beneden bijgesteld naar 2,75% (begroting 2025 3,25% ).

Er is altijd sprake van een risico dat de werkelijke rente uiteindelijk hoger uitvalt. In de risicobeheermatrix hebben we hiervoor rekening gehouden met een risicobedrag van € 100.000,-.

Rentesystematiek

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Rentesystematiek

Als regel past de gemeente totaalfinanciering toe en als uitzondering financiert de gemeente op projectbasis. Van projectfinanciering is sprake als een lening specifiek is aangetrokken voor een project of (door)verstrekking (o.a. voor het project zonnepanelen). Van totaalfinanciering wordt gesproken als er geen verband is tussen de financieringsmiddelen en de activa die daarmee zijn verkregen.

Alle rentebaten en -lasten met betrekking tot de financiering worden vastgelegd binnen het taakveld treasury waarna het saldo wordt toegerekend aan de aanwezige vaste activa via de omslagrente. Vervolgens worden de kapitaallasten (rente + afschrijving), zoals die zijn berekend in de staat van activa toebedeeld aan de producten/taakvelden.

Deze werkwijze wordt in onderstaand schema weergegeven.

Exploitatie (bedragen x € 1.000) 2026
Externe rentelasten kort geld 40
Externe rentelasten langlopende leningen O/G 966
Totaal rentelasten 1.006
Rentebaten op kort geld -15
Rentebaten op langlopende leningen U/G 0
Totaal rentebaten -15
Saldo 991
Rente doorberekend aan grondexploitaties (af) -84
Rente projectfinanciering
Rentebaat van doorverstrekte leningen (projectfinanciering)
Aan taakvelden toe te rekenen rente -84
Rente eigen vermogen 580
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente 1.656
Werkelijk aan taakvelden toegerekend (omslagrente) -1.993
Renteresultaat op taakveld treasury -338

Financieringspositie

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Financieringspositie

Bij de aanvang van het begrotingsjaar 2026 wordt een theoretisch financieringstekort van afgerond € 5,2 miljoen verwacht. Tenminste als alle voor de meerjarenraming opgenomen investeringen voor genoemde datum daadwerkelijk worden gerealiseerd. Dit betekent dat het beschikbare vermogen (reserves en voorzieningen, geldleningen) lager is dan de vaste activa. Een tekort aan eigen vermogen leidt ertoe dat financiering met vreemd vermogen noodzakelijk wordt. Dat brengt rentekosten met zich mee. De rentekosten zijn in de begroting geraamd. Het meerjarige beeld van de financieringspositie ziet er op basis van de huidige meerjarenbegroting als volgt uit:

Financiering meerjarig (bedragen x € 1.000) 1-1-2026 1-1-2027 1-1-2028 1-1-2029
Vaste activa 73.508 89.897 102.485 98.834
Voorraad gronden grexen -4.689 -5.099 -1.545 -104
Reserves en voorzieningen -35.569 -32.641 -31.825 -30.243
langlopende schulden -28.062 -43.016 -67.068 -68.120
Financieringstekort 5.187 9.140 2.047 367

Bovenstaand overzicht vormt de basis voor de op te stellen liquiditeiten- en kapitaalsbehoefte voor de komende perioden. Alle onderdelen worden beoordeeld op basis van bovenstaand overzicht voor de bepaling van de behoefte aan middelen.

Leningenportefeuille

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Leningenportefeuille

De leningenportefeuille kan als volgt worden weergegeven:

Opgenomen geld (bedragen x € 1.000) 2024 2025 2026
Overige langlopende leningen O/G per 1-1 33.127 30.669 28.051
Aflossingen -7.458 -2.618 -2.047
Nieuwe leningen 5.000 17.000
Saldo overige langlopende leningen per 31-12 30.669 28.051 43.004

In het onderstaande overzicht zijn alle uitgezette leningen opgenomen:

Uitgeleend geld (bedragen x € 1.000) Restantbedrag 31-12-2024 Restantbedrag 31-12-2025 Restantbedrag 31-12-2026 Restantbedrag 31-12-2027
Leningen aan deelnemingen 39 39 39 39
Overige verstrekte leningen 1.404 1.270 1.136 1.002
Totaal 1.442 1.309 1.175 1.041

De verstrekte leningen betreffen voornamelijk de leningen aan particulieren voor zonnepanelen.

Kasgeldlimiet

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Kasgeldlimiet

Het doel van de kasgeldlimiet is conform de Wet Fido het beperken van de renterisico’s rond de kortlopende schulden. Dit betekent dat de kortlopende schulden maximaal 8,5% van het begrotingstotaal mogen bedragen zodat het risico van het op enig moment om moeten zetten naar langlopende financiering is beperkt. De kasgeldlimiet is als volgt berekend:

Kasgeldlimiet (bedragen x € 1.000) 2026
Omvang begrotingstotaal (lasten) per 1 januari 75.889
Toegestane kasgeldlimiet
- in procenten van de grondslag 8,50%
- in bedrag 6.451
Gemiddelde netto vlottende schuld (-/-) / gemiddeld overschot vlottende middelen 1.639
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 4.812

Indien de kasgeldlimiet meer dan 2 kwartalen achtereen wordt overschreden, dient de gemeente maatregelen te nemen. Het beleid van de gemeente is erop gericht om binnen de norm te blijven.

Renterisiconorm

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - Renterisiconorm

Het doel van de renterisiconorm is conform de Wet Fido het beheersen van de renterisico’s op langlopende schulden. Dit gebeurt door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningen. De jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen mogen niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Hiermee wordt voorkomen dat op eenzelfde moment herfinanciering van leningen plaats dient te vinden tegen een op dat moment ongunstige rente waardoor de rentelasten snel zouden oplopen.

Renterisiconorm (bedragen x € 1.000) 2026
Begrotingstotaal lasten 75.889
In procenten van de grondslag 20,00%
In bedrag 15.178
Renteherziening op vaste schuld o/g 0
Aflossingen 2.047
Ruimte (+), overschrijding (-) van renterisiconorm 13.131

Dit betekent dat de gemeente voldoet aan de renterisiconorm.

EMU-saldo

Terug naar navigatie - Paragraaf Financiering - EMU-saldo

Binnen de Europese Unie is afgesproken dat het EMU-tekort van een land maximaal 3% van het BBP (Bruto Binnenlands Product) mag zijn. Het EMU-saldo is het saldo van de inkomsten en uitgaven van de overheid. Om inzicht te geven in het verwachte EMU-saldo van de lokale overheid is weergave van het saldo voor het nieuwe en eerstvolgende begrotingsjaar een verplicht onderdeel in de programmabegroting.

De ontwikkeling van het EMU-saldo van de gemeente Cranendonck vertoont het volgende beeld:

In 2026 en 2027 voldoen we naar verwachting niet aan de referentiewaarde. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt omdat wij ervan uitgaan dat in 2026 en 2027 aanzienlijke investeringen worden gedaan die vanuit het verleden zijn doorgeschoven.

Aan het niet voldoen aan de referentiewaarde zijn geen consequenties (sancties) verbonden.

EMU-saldo vanuit exploitatiesaldo (bedragen x € 1.000) 2026 2027 2028 2029
A Exploitatiesaldo voor toevoeging aan c.q onttrekking uit reserves (BBV artikel 17c) -1.331 -898 -1.469 -1.912
B Mutatie (im)materiële vaste activa 16.523 12.722 -3.516 -3.381
C Mutatie voorzieningen -36 -379 -289 -200
D Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) -410 3.554 1.441 -536
E Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verkoop (im)materiële vaste activa
Berekend EMU-saldo (A+C-D-B-E) -17.480 -17.553 317 1.805
EMU saldo referentiewaarde -3.690 -3.690 -3.690 -3.690
Verschil -13.790 -13.863 4.007 5.495

Paragraaf Lokale heffingen

Wettelijk kader

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Wettelijk kader

Op grond van het besluit “Begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)” dient in de paragraaf “Lokale heffingen” in ieder geval de volgende onderdelen te worden vermeld:

Onderdeel Op grond van:
De geraamde inkomsten art. 10, letter a BBV
Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen art. 10, letter b BBV
Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, inclusief onderbouwing berekening maximaal kostendekkende tarieven art. 10, letter c BBV
Een aanduiding van de lokale lastendruk art. 10, letter d BBV
Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid art. 10, letter e BBV

Wat willen we bereiken?

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Wat willen we bereiken?

De lokale heffingen hebben tot doel dat de gemeente door het verwerven van eigen middelen dekking vindt voor haar uitgaven in het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken waarbij de lastendruk voor de inwoners in een goede verhouding staat tot het niveau van de voorzieningen. Bovendien vindt door middel van de lokale heffingen sturing plaats op bepaalde doelstellingen, zoals het scheiden van afval en bewuster omgaan met water.

Algemeen

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Algemeen

De gemeente is autonoom in het bepalen van de hoogte van de gemeentelijke heffingen. Het bedrag van een gemeentelijke heffing mag niet afhankelijk worden gesteld van inkomen, winst of vermogen. Dit wil zeggen dat het voor gemeenten niet is toegestaan om door middel van belastingverordeningen inkomenspolitiek te voeren.

In de Gemeentewet en in enkele bijzondere wetten is geregeld welke heffingen de gemeente aan haar inwoners en bedrijven mag opleggen. In de gemeente Cranendonck zijn de volgende verordeningen van toepassing:

Verordening op de heffing en invordering van:

  • Afvalstoffenheffing
  • Leges
  • Lijkbezorgingrechten
  • Marktgelden
  • Onroerende Zaakbelastingen
  • Reclamebelasting
  • Rechten en precariobelastingen
  • Rechten voor het innemen van standplaatsen
  • Rioolheffing
  • Toeristenbelasting

Bovenstaande verordeningen zijn te raadplegen op de website van de gemeente www.cranendonck.nl onder het tabblad wonen en leven bij het onderdeel “belastingen”. De gemeente Cranendonck heft geen hondenbelasting, forensenbelasting en parkeerbelasting. Bij de redactie van de belastingverordeningen gelden zoveel als mogelijk de modelverordeningen van de VNG als leidraad.

In deze paragraaf zijn de bestaande beleidsuitgangspunten en –voornemens betreffende belastingen opgenomen, toegelicht en vervolgens op hun uitkomsten geanalyseerd. Hierbij zijn voor de woonlasten en de toeristenbelasting de tarieven vermeld. Voor de hoogte van de belastingen, rechten en tarieven gelden de volgende uitgangspunten:

  • Binnen de wettelijke kaders de leges berekenen met toepassing van het profijtbeginsel en streven naar zo veel als mogelijk kostendekkende tarieven. Het profijtbeginsel houdt in dat hoe meer iemand profijt heeft van de door de overheid geleverde prestaties, hoe meer belasting/rechten daarvoor betaald dient te worden.
  • Daar waar mogelijk binnen de wettelijke kaders specificeren van de producten en diensten in de legesverordening.

Vergelijking tarieven 2025 met gemeenten van A2-samenwerking volgens Coelo:

Coelo 2025 Cranendonck Valkenswaard Heeze-Leende
1-persoonshuishouden 941 954 1.056
Meerpersoonshuishouden *1.008 1.057 1.211
Rangnummer eigenaar meerpersoonshuishouden 147 198 299
Rangnummer huurder meerpersoonshuishouden 217 64 318
OZB:      
Tarief woningen 0,1068 0,0978 0,0928
Tarief niet-woningen eigenaar 0,3094 0,2614 0,2051
Tarief niet-woningen gebruiker 0,2456 0,2054 0,1717
Afvalstoffenheffing:      
Tarief 1-persoonshuishouden*** 239 257 234
Tarief meerpersoonshuishouden*** 305 360 309
Rioolheffing:      
Tarief 1 persoons huishouden*** 229 225 302
Tarief meerpersoonshuishouden*** 229 225 383

* De verdeling van de lastendruk is als volgt: afvalstoffenheffing € 305, OZB € 474 en rioolheffing € 229

**Voor het rangnummer geldt dat nummer 1 de laagste woonlasten heeft. Coelo gaat uit van 355 gemeenten.

*** In Cranendonck is het vastrecht voor 1-persoons of meerpersoonshuishoudens gelijk. Het Coelo gaat bij afvalstoffenheffing voor meerpersoonshuishoudens uit van een ander aantal containerledigingen.

Ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Ontwikkelingen

Lokaal belastinggebied

Al vele jaren bepleit de VNG, maar ook andere instellingen zoals Raad voor de financiële verhoudingen en de Raad van State, voor een lokaal belastinggebied dat qua omvang beter past bij de steeds grotere hoeveelheid taken en verantwoordelijkheden van gemeenten. De VNG pleit voor een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied. Deze uitbreiding houdt in dat gemeenten meer inkomsten uit de eigen belastingheffing krijgen en tegelijkertijd minder uitkeringen van het Rijk ontvangen. Het gevolg hiervan zal zijn dat er meer verschillen tussen gemeenten ontstaan doordat de verschillende gemeenteraden lokaal andere afwegingen maken tussen inkomsten en uitgaven.

Per saldo hoeft een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied niet tot stijging van de belastingdruk te leiden. Door de vermindering van de uitkeringen van het Rijk aan gemeenten heeft het Rijk minder uitgaven en kunnen de rijksbelastingen omlaag. De uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied zal wel leiden tot verschuiving van belastingdruk tussen individuele burgers en bedrijven. Gemeenten heffen de belastingen immers naar andere maatstaven dan het Rijk doet en de tarieven zullen per gemeente verschillen.

Momenteel wordt tussen rijk en gemeenten gesproken over een nieuwe of aangepaste financieringssystematiek. De wens is om per 2026 tot een nieuwe wijze van bekostigen te komen, waarbij verruiming van het lokale belastinggebied een te onderzoeken onderdeel is. Het rapport ‘Bepalen betekent betalen’ (2015) beveelt een significante uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied aan. Het gaat daarbij om autonome keuzes, niet om het bekostigen van rijksdoeleinden. 

Handreiking kostenonderbouwing VNG

Voorgeschreven is om de mate van kostendekking van de lokale heffingen toe te lichten. Hiervoor heeft de VNG een handreiking opgesteld. In deze handreiking wordt o.a. ingegaan hoe om te gaan met:

  • De directe lasten;
  • De indirecte lasten;
  • Baten en kruissubsidiëring;
  • Beleidsuitgangspunten en toelichting.

Deze aspecten richten zich voornamelijk op de bestemmingsheffingen (afval, riool, leges). Bij deze heffingen wordt hierop ingegaan.

Aansluiting landelijke voorziening WOZ

Vanaf 1 oktober 2016 dienen gemeenten/samenwerkingsverbanden de WOZ-waarden van woningen openbaar te maken. Dit openbaar maken geschiedt landelijk door een WOZ-viewer (LV WOZ), waarmee de WOZ-waarden van woningen bekeken kunnen worden. Van gemeenten die op dat moment nog niet zijn aangesloten op de LV WOZ zijn de WOZ-waarden niet zichtbaar. De gemeente Cranendonck is sinds december 2016 aangesloten op de LV WOZ.

Ontwikkeling lastendruk gemeente Cranendonck 2022-2026 meerpersoonshuishouden

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Ontwikkeling lastendruk gemeente Cranendonck 2022-2026 meerpersoonshuishouden

De berekening van de lastendruk is gebaseerd op de gemiddelde lastendruk per meerpersoonshuishouden.

  2022 2023 2024 2025 Voorstel 2026
OZB 355 341 354 383 387
Afvalstoffenheffing 274 260 243 243 250
Rioolheffing 206 210 229 229 241
Totaal 835 811 825 855 878
Stijgingspercentage    -2,87%  1,73% 3,6% 2,7%

LET OP: bovenstaande aantallen wijken af van de gehanteerde aantallen door Coelo. De afwijking van de lastendruk zoals berekend door Coelo wordt veroorzaakt door de afvalstoffenheffing.

De totale woonlasten zijn in de periode 2022-2026  in totaal met 5,2% gestegen. Dat is gemiddeld 1,3% per jaar. Ten opzichte van 2025 stijgen de lokale lasten in 2026 met 2,7%.  Het ozb-tarief stijgt met circa 1,1% en de vaste en variabele tarieven voor de afvalstoffenheffing verhogen we met 2,7%.  Bij het rioolrecht sluiten we aan bij het starttarief van GRP 2026-2029. Dit betekent een stijging van 5,2% (€ 12). 

De daadwerkelijke tarieven worden bij de behandeling van de begroting 2026 vastgesteld.

Belastingopbrengsten

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Belastingopbrengsten

In onderstaande tabel zijn de werkelijke opbrengsten van het jaar 2024 opgenomen. Ter vergelijking zijn de geraamde opbrengsten 2025 en 2026 vermeld.

De onderstaande vermelde bedragen vermenigvuldigen met € 1.000

  Jaarrekening 2024 Begroting 2025 incl. begr.wijz. 1e halfjaar Begroting 2026
Onroerendezaakbelastingen 5.943 6.555 6.752
Afvalstoffenheffing 2.330 2.365 2.562
Rioolheffing (vGRP) 2.367 2.367 2.579
Toeristenbelasting 257 258 284
Begraafplaatsrechten (v/h Lijkbezorgingrechten) 55 55 55
Leges omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen 723 634 643
Marktgelden 20 12 12
Precariobelasting/leges bijz.wetten 24 24 24
Leges verkeer 70 70 40
Leges secretarie 408 467 523
Reclamebelasting 33 33 33
Totaal 12.230 12.840 13.507

Uit bovenstaande tabel blijkt, dat de onroerendezaakbelastingen, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing voor het overgrote deel van de belastingopbrengsten zorgen. Deze heffingen en belastingen bepalen dan ook de lokale belastingdruk.

Toelichting per belastingsoort

Terug naar navigatie - Paragraaf Lokale heffingen - Toelichting per belastingsoort

Onroerendezaakbelastingen (OZB)

Onder de naam “onroerendezaakbelastingen” worden van onroerende zaken die binnen de gemeentegrenzen liggen de volgende belastingen geheven:

  • Een gebruikersbelasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken gebruiken. Dit geldt alleen voor niet-woningen.
  • Een eigenarenbelasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar eigenaar zijn van onroerende zaken. Dit geldt voor woningen en niet-woningen.

Het tarief van de onroerendezaakbelastingen wordt weergegeven als een percentage van de waarde van een onroerende zaak. Daalt de gemiddelde waarde van de objecten, dan stijgen de tarieven OZB meer. Stijgt echter de waarde, dan dalen de tarieven. Door het hanteren van deze systematiek betaalt de belastingplichtige van een gemiddeld gewaardeerd object het voor dat jaar van toepassing zijnde indexatiepercentage meer dan in het voorgaande jaar.

De heffingsgrondslag voor 2026 is de waarde van de onroerende zaak naar peildatum 1 januari 2025. Hierbij is rekening gehouden met de waardeontwikkelingen tussen de vorige waarde-peildatum 1 januari 2024 en de geldende waarde-peildatum 1 januari 2025.

Ontwikkeling tarieven OZB-gemeente Cranendonck:

Tarieven 2024 2025 voorlopig 2026
Woningen      
Eigenaren 0,1028 % 0,1068 % 0,1080%
Niet-woningen      
Eigenaren 0,2879% 0,3094% 0,3128%
Gebruikers 0,2285% 0,2456% 0,2483%

De ozb-opbrengst verhogen we met het inflatiepercentage (2,7%).  Omdat we voorstellen om de extra ozb opbrengst van 2025 (€ 104.000) terug te geven aan de inwoner  betekent dit dat het ozb tarief in 2026 niet stijgt met inflatiepercentage (2,7%), maar met circa 1,1% stijgt.  Verder wordt voorgesteld om vanaf 2027 in de begroting jaarlijks een extra ozb verhoging van 2% mee te nemen. Wil de gemeente Cranendonck haar rol aan de regionale tafels goed kunnen vervullen en de uitvoering van een groot deel van haar taken naar de inwoners toe, op peil houden, dan is daarvoor een extra investering noodzakelijk. Wij vinden het redelijk een deel van die investeringen om te slaan in verhoging OZB omdat hiermee de dienstverlening aan inwoners verbetert c.q. op peil blijft. 

De tarieven van de OZB worden berekend op basis van deze parameters gecorrigeerd voor de gemiddelde stijging van de waarde van een huis. Een woningeigenaar waarvan de waarde van de woning gelijk is aan de gemiddelde waardestijging betaalt in 2025 1,1% meer ozb dan in 2025. In de verordening "Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen 2026" worden de nieuwe tarieven opgenomen. Op het moment van samenstellen van de begroting zijn deze tarieven nog niet bekend. De verordening "Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen 2026" wordt nagezonden.

Opbrengst OZB Raming 2026
Eigenaren woningen en niet-woningen € 5.597.301
Gebruikers niet-woningen € 1.155.358
Totaal € 6.752.659

Afvalstoffenheffing

Afvalstoffenheffing wordt geheven van degenen die in de gemeente gebruik maken van een perceel waarvoor een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afval geldt.
De afvalstoffenheffing in de gemeente Cranendonck bestaat uit een vast en een variabel gedeelte. Elk huishouden is het vaste gedeelte verschuldigd. Het variabele gedeelte bestaat uit het aantal ledigingen, waarbij de bestemming (container voor gft-afval of restafval) en de grootte van de container van invloed zijn op het tarief.

Uitgangspunt bij de bepaling van de tarieven is een kostendekkendheid van 100%. De opbrengsten mogen op begrotingsbasis niet hoger zijn dan de kosten.  Per saldo stijgen de kosten van de afvalinzameling en –verwerking. Enerzijds stijgen de kosten door hogere kosten afval verpakkingen, hogere verwerkingskosten en jaarlijkse indexeringen. Anderzijds zijn er besparingen (stortkosten kringloop, Containerwisselingen in rekening brengen en ondergrondse containers overnemen). Voorgesteld wordt een gedeelte van de kostenstijging op te vangen door het vaste tarief en de variabele tarieven te verhogen met het inflatiepercentage (2,7%). Het andere deel van de  kostenstijging vangen we op binnen de voorziening afvalstoffenheffing (€ 31.000,-).  De hoogte van de voorziening afvalstoffenheffing bedraagt op 31-12-2025 circa € 450.000,-. Deze voorziening heeft naast het alloceren van gelden verkregen via heffingen van burgers tot doel om fluctuaties in de tariefstelling van de afvalstoffenheffing tot een minimum te beperken.

Op de milieustraat wordt het tarief voor bladafval gratis van 1 januari tot 1 maart en van 20 oktober tot en met 31 december. 

Ontwikkeling tarieven afvalstoffenheffing gemeente Cranendonck:

  2024 2025 2026
Vastrecht per jaar € 172,80 € 172,92 € 177,60
Ledigen container gft-afval      
140 liter * € 2,75 € 2,75 € 2,80
240 liter * € 3,75 € 3,75 € 3,85
Ledigen container restafval      
60 liter (ondergronds) € 6,00 € 4,00 € 4,10
140 liter € 14,00 € 14,00 € 14,40
240 liter € 24,00 € 24,00 € 24,65
omwisselen minicontainer per keer € 21,30 € 21,30 € 21,90

* 19 oktober tot en met 31 december gratis

Rioolheffing

De rioolheffing wordt geheven van de gebruiker van een perceel, waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Met ingang van 2018 is er nieuw systeem van heffen van toepassing. Om meer tegemoet te komen aan het principe “de vervuiler betaalt” wordt vanaf 2018 de rioolheffing gebaseerd op het geloosde water op het riool op basis van de waterverbruik gegevens van Brabant Water. Dat deze wijze van heffen een verschuiving te zien geeft is evident. De rioolheffing voor bedrijven en niet-woningen zal afhankelijk van hun gebruik worden bepaald. De termijn waarbinnen het beoogde tarief voor particulieren op basis van het vastgestelde vGRP bereikt wordt, zal als gevolg van de nieuwe heffingssystematiek toenemen.

In het vGRP is weergegeven hoe de gemeente haar zorgplichten de komende planperiode vorm zal geven. Het nieuwe vGRP 2026-2029 wordt in de raad van december behandeld.  In het dekkingsplan van dit nieuwe vGRP is een jaarlijkse gelijkmatige verhoging van € 12 per jaar opgenomen. Wij stellen daarom voor om het rioolrecht met € 12  tot € 240,60. Met deze verhoging sluiten we aan bij het starttarief van het vGRP 2026-2029.  In de begroting is voor het jaar 2026 rekening gehouden met de volgende tarieven.

De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1 onder a bedraagt per jaar:

a. Van 0 m3 tot en met 250 m3   € 240,60
b. Van 251 m3 tot en met 500 m3 Bedrag onder a. + € 148,80 € 389,40
c. Van 501 m3 tot en met 750 m3 Bedrag onder b. + € 148,80 € 538,20
d. Van 751 m3 tot en met 1.000 m3 Bedrag onder c. + € 148,80 € 687,00
e. Van 1.001 m3 tot en met 1.250 m3 Bedrag onder d. + € 148,80 € 835,80
f. Van 1.251 m3 tot en met 1.500 m3 Bedrag onder e. + € 148,80 € 984,60

Indien in een belastingtijdvak meer dan 1.500 m3 wordt verbruikt, is boven het ingevolge het onder f verschuldigde bedrag een recht verschuldigd van € 148,80 per jaar van het belastingtijdvak, voor elke hoeveelheid van 250 m3 of gedeelte daarvan waarmee de hoeveelheid van 1.500 m3 wordt overschreden.

De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1 onder a en b bedraagt per jaar:

a. Tot 15.000 m3 is de opbouw van de belasting gelijk aan het vermelde onder artikel 3, lid 1 onder a;  
b. Boven de 15.000 m3 maar minder dan  30.000 m3 € 12.180,00
c. Boven de 30.000 m3 maar minder dan 100.000 m3 € 24.360,00
d. Boven de 100.001 m3 € 36.540,00

Ontwikkeling tarief rioolheffing:

Tarief per jaar 2024 2025 Voorlopig 2026
Gebruiker € 228,60 € 228,60 € 240,60
Rioolheffing 2026 Raming
Kosten van riolering (inclusief BTW) € 2.690.459
Opbrengsten € 2.578.600
Het exploitatietekort in 2026 bedraagt en komt uit voorziening riolering  € 111.859

Toeristenbelasting

Onder de naam toeristenbelasting wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.

Om het ambitieniveau van de visie recreatie en toerisme in te vullen stellen we  voor om het tarief te verhogen met 10%.

Ontwikkeling tarief toeristenbelasting

Tarief per overnachting 2024 2025 Voorlopig 2026
Bedrag € 1,60 € 1,65 € 1,80
Tarief per seizoen/jaar 2024 2025 Voorlopig 2026
Bedrag € 337,10 € 344,85 € 379,35

In afwijking van het tarief per overnachting bedraagt met ingang van 2020 een tarief voor het verblijf in verhuurde kampeermiddelen op een vaste standplaats of woningen op een recreatieterrein, die voor een seizoen of jaar worden verhuurd.

De (geraamde) opbrengst van de toeristenbelasting bedraagt voor:

Werkelijk 2023 Werkelijk 2024 Raming 2025 Raming 2026
€ 232.306 € 243.490 € 258.066 € 283.900

Begraafrechten (v/h Lijkbezorgingrechten)

De naam “lijkbezorgingrechten” is gewijzigd in begraafrechten. Hierbij worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. De tarieven voor 2026 zijn gebaseerd op de tarieven 2025 aangepast met de inflatiecorrectie. Hierbij is rekening gehouden met een afronding van de tarieven op 5 eurocent.

De geraamde opbrengst voor begraafrechten zijn vanaf 2021 met € 30.000 naar beneden bijgesteld. 

Werkelijk 2023 Werkelijk 2024 Raming 2025 Raming 2026
€ 34.852 € 69.495 € 54.899 € 54.899

Leges

Onder naam “leges” wordt een aantal verschillende rechten geheven voor verstrekte diensten. De tarieventabel kent dan ook een diversiteit aan tarieven.

De kostendekkendheid van de leges en overige rechten en heffingen dient op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) jaarlijks te worden onderbouwd. Voor belastingjaar 2026 is geen aanvullend onderzoek gedaan. De tarieven voor 2025 worden voor het merendeel gebaseerd op de tarieven 2025 aangepast met de inflatiecorrectie (2,7%). Hierbij houden we rekening met een afronding van de tarieven op 5 eurocent.

Verder houden we bij het bij de berekening van de legestarieven rekening met de kaders van uw raad. Geconcludeerd is dat het bereiken van 100% kostendekkendheid van tarieven complex is. Dit is complex omdat we rekening moeten houden met regionale afspraken, kaders van de raad, maatschappelijke doelstellingen en wettelijk vastgestelde tarieven. Het kostendekkingspercentage 2026 voor de totale leges komt uit op 81,32% (2025: 78,20%). De verhoging van het kostendekkingspercentage wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het kostendekkingspercentage van de omgevingswet hoger is dan in 2025. 

Hierna wordt toegelicht welke onderdelen niet 100% kostendekkend zijn en wat hiervan de reden is. 

Hoofdstuk Percentage 2026 Percentage 2025 Percentage 2024 Percentage 2023
Hoofdstuk 1: Algemene Dienstverlening 84,39% 84,00% 81,35% 96,00%
Hoofdstuk 2: Dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet 84,17% 78,72% 70,06% 94,70%
Hoofdstuk 3: Dienstverlening vallend onder de Dienstenrichtlijn en niet vallend onder hoofdstuk 2 20,02% 19,73% 26,69% 16,80%

Hoofdstuk 1: Algemene Dienstverlening

De kostendekkendheid voor Hoofdstuk 1 (integraal) komt uit op 84,39%. Op dit Hoofdstuk wordt geen 100% kostendekkendheid gehaald omdat: 
1.    Verschillende tarieven (reis- en rijdocumenten, Verklaring Omtrent Gedrag, kansspelautomaten) aan een wettelijk maximum zijn gebonden;  De stijging van de salariskosten is groter dan de verhoging van de maximum tarieven.
2.    In MRE-verband zijn voor het hoofdstuk telecommunicatie regionale afspraken over de hoogte van de tarieven voor het (ver)leggen en onderhouden van kabels en leidingen voor gemeenten; 
3.    De raad als kader heeft meegegeven dat de gehandicaptenparkeerkaart om niet wordt verstrekt. 

Hoofdstuk 2: Dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet
De kostendekkenheid van Hoofdstuk 2 (integraal) komt uit op 84,17%. Op dit Hoofdstuk wordt geen 100% kostendekkendheid gehaald omdat:

In 2026 is het kostendekkingspercentage hoger dan in 2025. Dit wordt veroorzaakt doordat de kosten lager zijn dan in 2025. We hebben in 2025 de daadwerkelijk bestede uren voor een aantal activiteiten gemonitord. Deze monitoring heeft geleid tot aanpassingen in zowel de minuten als in de verkooptarieven. Bij het opstellen van de legesverordening voor het jaar 2024 en 2025 hadden we nog onvoldoende inzicht hierin vanwege de afronding van oude procedures. 

Hoofdstuk 3: Dienstverlening vallend onder de Dienstenrichtlijn en niet vallend onder hoofdstuk 2
De kostendekkendheid van Hoofdstuk 3 (integraal) komt uit op 20,02%. Binnen dit Hoofdstuk wordt geen 100% gehaald omdat uw raad heeft besloten om de tarieven van evenementen niet te wijzigen. Het kostendekkingspercentage van het onderdeel evenementen is 6,76%.  
 
Concluderend en rekening houdend met het meest recente standpunt van de Hoge Raad, dat de kostendekkendheid van de leges mag worden beoordeeld uitgaande van de integrale legestarieventabel, voldoet de gemeente aan de eis van maximale kostendekkendheid. Het totale kostendekkendheidspercentage komt uiteindelijk uit op 81,32%. 

Marktgelden

Onder de naam “marktgeld” wordt een recht geheven voor het innemen van een standplaats op markten, daaronder begrepen de diensten welke in verband met een en ander, door of vanwege de gemeente worden verleend. De tarieven voor 2025 zijn gebaseerd op de tarieven 2025 aangepast met de inflatiecorrectie van 2,7%. Hierbij is rekening gehouden met een afronding van tarieven op 5 eurocent.

Naast het marktgeld wordt bij iedere marktkoopman die standplaats inneemt op de markt tevens service-kosten in rekening gebracht op basis van het solidariteitsprincipe. Onder deze servicekosten vallen de kosten voor de stroomvoorziening en de bijdrage in de kosten voor het organiseren van centrumactiviteiten.

Opbrengst marktgelden inclusief bijdrage in servicekosten:

Werkelijk 2023 Werkelijk 2024 Bijgestelde raming 2025 Raming 2026
€ 13.314 € 10.799 € 12.470 € 12.470

Reclamebelasting

Sinds 1 januari 2014 wordt in het centrum van Budel onder de naam reclamebelasting een belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. De opbrengst van de heffing, na aftrek van de heffingskosten, komt ten goede aan de ondernemersvereniging Budel-Centrum ten behoeve van het algemene ondernemersklimaat van het centrum van Budel.

Opbrengst reclamebelasting:

Werkelijk 2023 Werkelijk 2024 Raming 2025 Raming 2026
€ 1.011 € 26.577 € 32.577 € 32.577

Kwijtscheldingsbeleid

De minima komen in aanmerking voor bijzondere bijstand, woonkostentoeslag, zorgtoeslag, huurtoeslag, minimaregelingen enzovoorts. Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen komen daar nog bovenop. Door uw raad is op 29 januari 2019 de Regeling kwijtschelding gemeentelijke belastingen vastgesteld. In de programmabegroting 2026 is hiervoor een budget van € 40.760 opgenomen.

Werkelijk 2023 Werkelijk 2024 Raming 2025 Raming 2026
€ 43.938 € 52.610 € 35.160 € 40.760

Paragraaf Verbonden partijen

Algemeen

Terug naar navigatie - Paragraaf Verbonden partijen - Algemeen

De gemeente Cranendonck heeft bestuurlijke en financiële belangen in verschillende verbonden partijen, te verdelen in gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen en samenwerkingsverbanden.

Als een gemeente zowel een bestuurlijk als een financieel belang heeft in een andere organisatie, spreken we van een verbonden partij. Een bestuurlijk belang betekent dat de gemeente een zetel heeft in het bestuur of dat de gemeente stemrecht heeft. Met een financieel belang wordt bedoeld dat de gemeente middelen ter beschikking heeft gesteld die ze kwijt is in geval van een faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen bij de partij verhaald kunnen worden op de gemeente.

Gemeenschappelijke regelingen/stichtingen

  • GRSA2 samenwerking
  • GGD Brabant-Zuidoost
  • Keyport 2020
  • Metropoolregio Eindhoven
  • Omgevingsdienst Zuidoost Brabant
  • Regionaal samenwerkingsverband openbaar basisonderwijs De Kempen
  • Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
  • Werkvoorzieningsschap de Risse Groep

De totale bijdrage 2026 aan de verbonden partijen is ruim € 13,9 miljoen (ruim 18% van de begroting). In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de bedragen zoals ze zijn opgenomen in de begroting 2026-2029.

2026 2027 2028 2029
GRSa2 8.077.000 7.907.000 7.905.000 7.905.000
GGD 912.000 935.000 958.000 982.000
Keyport 2020 55.000 56.000 58.000 60.000
MRE 363.000 363.000 363.000 363.000
ODZOB 921.000 921.000 921.000 921.000
VRBZO 1.507.000 1.507.000 1.507.000 1.507.000
De Risse (WSW) 1.999.000 1.940.000 1.897.000 1.824.000
De Risse (extra) 98.000 82.000 82.000 82.000
Totaal 13.932.000 13.711.000 13.691.000 13.644.000

Gemeenschappelijke regelingen/stichtingen

Terug naar navigatie - Paragraaf Verbonden partijen - Gemeenschappelijke regelingen/stichtingen

 

A2 Samenwerking
Vestigingsplaats Heeze-Leende
Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
Bestuurlijk verantwoordelijk R. van Kessel
Zitting in dagelijks bestuur Ja, college van B&W
Belang op basis van stemverhouding 33,3%
Relatie met programma Programma 5: bestuur en algemene dekkingsmiddelen
Doel Doelstelling van de samenwerking is het verbeteren van de kwaliteit, het verminderen van de kwetsbaarheid, het borgen van de continuïteit en verminderen van de kosten.
Bestuurlijke ontwikkelingen

In de paragraaf bedrijfsvoering zijn de ontwikkelingen van de GRSA2 toegelicht.

Risico

Zoals in de gemeenschappelijke regeling is aangegeven ligt het financiële risico bij de deelnemende gemeenten. De gezamenlijke risico's voor gemeenten tezamen is € 2.040.000 als buffer in hun jaarrekening dienen aan te houden.                    
Bij toepassing van het aantal inwoners als verdeelsleutel betekent dit voor gemeente Cranendonck een niet-gedekt financieel risico van € 632.400.

 

Financiële informatie (x €1.000,-)
  2025 2026 2027 2028 2029
Gemeentelijke bijdrage begroting 2026 (excl. Btw) 7.483 8.077 7.907 7.905 7.905

 

 

GGD Brabant Zuidoost
Vestigingsplaats Eindhoven
Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
Bestuurlijk verantwoordelijk H. Driessen
Zitting in dagelijks bestuur Ja, portefeuille financiën
Belang op basis van bijdrage 2,8%
Relatie met programma Programma 4: Sociaal Domein
Doel

De GGD Brabant Zuidoost is een regionaal samenwerkingsverband met de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.

De GGD heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de publieke gezondheidszorg (PG) en de ambulancezorg (AZ).

Kerntaken:

  • Effecten van Covid-19 op de volksgezondheid
  • Het verkleinen van de gezondheidsverschillen
  • Bevorderen van een gezonde leefstijl in een gezonde leefomgeving
  • Bevorderen van een mentaal gezonde samenleving
  • Een signalerende regionale functie in de openbare geestelijke
    gezondheidszorg
  • De juiste ambulancezorg als onderdeel van de acute zorgketen.
Bestuurlijke ontwikkelingen

 De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen voor de komende jaren zijn:

  • gevolgen van Covid-19 en versterking van pandemische paraatheid
  • Naar een sluitende aanpak in de openbare geestelijke gezondheidszorg
  • Versterken van ambulancezorg als onderdeel van de acute zorgketen
  • Ontwikkelingen in de Jeugdgezondheidszorg (JGZ)
  • Gevolgen van de schaalsprong in Brabant-Zuidoost
  • Overige ontwikkelingen van zorgakkoorden, kansrijke start, nu niet zwanger, seksuele gezondheid, forensische geneeskunde, toezicht op de kwaliteit van voorschoolse educatie, het Rijksvaccinatieprogramma (RVP), duurzaamheid en planetaire gezondheid en het 100-jarig bestaan van de GGD BZO.
Risico's

Om risico's te beheersen wordt door de GGD BZO 
actief risicomanagement ontwikkeld.  Elk trimester staat het management in de marap gesprekken nadrukkelijk stil bij de ontwikkeling en ontstaan van relevante risico's, en welke maatregelen genomen moeten worden om deze risico's te beperken.  
Als belangrijkste nieuwe of toegenomen risico’s worden nu geïdentificeerd:  
• Toenemende arbeidsmarktkrapte bij specifieke functies betekent dat vaker tijdelijk een andere invulling van de 
taakuitvoering moet worden georganiseerd (bv duurder personeel van derden/ZZP inhuren) om de noodzakelijke 
dienstverlening op peil te houden. 
• Het risico dat er zich beveiligingsproblemen voordoen. Hierbij te denken aan risico's van stroomuitval, cybercrime 
en andere situaties waarin systemen uitvallen en/of gegevens (tijdelijk) niet beschikbaar zijn of dat er schade 
ontstaat vanwege misbruik. Vanwege toegenomen (inzicht in de) externe dreiging en ervaringen (o.a. datalek Covid), de geconstateerde achterstand in informatiebeveiliging in combinatie met de grote hoeveelheid persoonsgegevens die de GGD zowel bij PG als AZ beheert, wordt de omvang van dit risico hoger ingeschat. 
• De Corona-, M-Pox en Oekraïne-crises maken duidelijk dat rampen en pandemieën een grote impact op de werkzaam-heden van de GGD kunnen hebben. Veelal zal het Rijk de kosten daarvan echter vergoeden, zoals ook voor de genoemde crises is toegezegd; de daarvoor toegekende vergoedingsregeling vanuit VWS geeft op dit moment vertrouwen dat alle extra kosten vergoed worden. Er bestaat echter wel het risico op meer werk en kosten op de langere termijn als gevolg van een verslechterde algemene gezondheidssituatie van de burgers in onze regio. 

Weerstandsvermogen

 De omvang van de algemene reserve/het weerstandsvermogen van de GGD BZO neemt de laatste jaren weer langzaam toe.
De bandbreedte voor de algemene reserve Publieke Gezondheid (PG) bedraagt in 2026 € 2.000.000 tot € 2.400.000 en voor AmbulanceZorg (AZ) € 1.500.000,- tot € 2.000.000,-. De reserves per ultimo 2024 voor bestemming van het exploitatieresultaat 2024 zijn ca. € 2.300.000 voor PG en ca. € 1.750.000 voor AZ. 

Financiële informatie (x €1.000,-)  
  2026 2027 2028 2029
         
Publieke- en Ambulance- en jeugdgezondheidszorg 912 935 958 982

 

Stichting Keyport
Vestigingsplaats Weert
Rechtsvorm Stichting
Bestuurlijk verantwoordelijk

J. Drieman

Zitting in dagelijks bestuur J. Drieman heeft zitting in het algemeen bestuur.
Belang op basis van stemverhouding Het bestuur van de Stichting Keyport bestaat uit:
Bestuurders A namens de helix partner overheid (één per gemeente)
Bestuurders B namens de helix partner bedrijfsleven (maximaal vier bestuurders)
Bestuurders C namens de helix partner onderwijs- en kennisinstellingen (maximaal vier bestuurders)            
De stemverhouding tussen de bestuurders A, B of C moet te allen tijde in gelijke verhouding zijn en onafhankelijk van het aantal bestuurders namens het bedrijfsleven, het onderwijs of de overheid.
Relatie met programma Programma 2: Economie + Ondernemen
Doel Stichting Keyport is de samenwerking tussen de gemeenten Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond, Weert en Cranendonck, ondernemers, onderwijs- en kennisinstellingen. De stichting wil een substantiële bijdrage leveren aan het versterken van de sociaal-economische structuur en het creëren van een stimulerend vestigingsklimaat van de regio Keyport. De strategie om de doelen te bereiken is uitgewerkt in het Routeplan 2025-2028. 
Bestuurlijke ontwikkelingen

De gemeente is in 2015 toegetreden tot Keyport, waarmee de connectie met de grensprovincie en de daarin gelegen gemeenten versterkt wordt.

In december 2024 heeft het Algemeen Bestuur het Routeplan 2025 - 2028 vastgesteld. Tijdens een informatiebijeenkomst is de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld vragen te stellen en opmerkingen te maken over het Routeplan. 

De komende jaren wordt binnen Keyport de focus gelegd op twee programmalijnen:

  1. Economie, arbeidsmarkt en onderwijs;
  2. Ondernemerschap en innovatie.

De bijdrage aan Stichting Keyport is een bedrag per inwoner (€2,62 in 2026). In haar begroting rekent de stichting met een indexering van 3% per jaar.           

Risico De stichting heeft bij het Routeplan 2025-2028 een begroting gemaakt met meer inkomsten en uitgaven dan voorheen. Dit betekent voor de gemeente dat de gevraagde bijdrage per inwoner hoger is en jaarlijks een indexering krijgt. Deze verhoging is bescheiden. Andere extra middelen komen uit bijdragen van bedrijfsleven, onderwijs en de Regio Deal Midden-Limburg. 
Financiële informatie (x €1.000,-) 
  2026 2027 2028 2029
Resultaat - - - -
Gemeentelijke bijdrage 55 56 58 60

 

Metropoolregio Eindhoven
Vestigingsplaats Eindhoven
Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
Bestuurlijk verantwoordelijk J. Drieman
Zitting in dagelijks bestuur Nee
Belang op basis van stemverhouding De gemeente Cranendonck heeft 1 vertegenwoordiging in het AB met 2 stemmen (gelijk aan de andere twintig gemeenten m.u.v. Eindhoven, Helmond en Laarbeek).
Relatie met programma

Programma 1:  Wonen + Leven

Programma 2: Economie + Ondernemen

Doel

De 21 gemeenten in de Regio Eindhoven zetten zich op het terrein van ruimte, wonen, economie, mobiliteit, energietransitie en transitie landelijk gebied gezamenlijk in voor hun inwoners. 

De 21 gemeenten binnen de MRE zijn: Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.

Bestuurlijke ontwikkelingen

De strategie van de MRE is uitgewerkt in het Samenwerkingsakkoord 2023-2026. De regio Eindhoven groeit uit tot de eerste economie van Nederland, hierdoor maakt de complete regio een schaalsprong door.  Doel van de MRE is deze schaalsprong in goede banen te leiden met oog op een fijne woon- en leefomgeving. Voor haar strategie onderscheidt de MRE twee ontwikkellijnen: Schaalsprong Brainport en Nieuwe balans landelijke gebieden. 

Risico Op basis van de nota Risicomanagement en weerstandsvermogen Metropoolregio Eindhoven (vastgesteld AB juli 2018) wordt bepaald wat de organisatie onder risicomanagement verstaat en welke uitgangspunten hierbij worden gehanteerd. Tevens is bepaald welke risico’s door de Metropoolregio Eindhoven worden gedragen en welke door de deelnemende gemeenten. Als uitwerking van de nota zijn voor de organisatie de risico’s in beeld gebracht, geclassificeerd en financieel inzichtelijk gemaakt. Jaarlijks worden bij het opstellen van de begroting en jaarrekening deze risico’s opnieuw beoordeeld. De huidige stand van de algemene reserves is voldoende om deze risico’s af te dekken.    
Financiële informatie (x €1.000,-)
  2026 2027 2028 2029
Gemeentelijke bijdrage 363 363 363 363

 

Omgevingsdienst Zuidoost Brabant
Vestigingsplaats Eindhoven
Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
Bestuurlijk verantwoordelijk K. Boonen
Zitting in dagelijks bestuur Nee
Belang op basis van stemverhouding Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem. Cranendonck heeft dus 1/22 van de stemmen. Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen van de    
aanwezige leden.                                
Besluiten betreffende vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen en jaarrekening
worden genomen met een meerderheid van stemmen, met dien verstande dat de     meerderheid van stemmen eveneens tenminste de helft van de omzet vertegenwoordigt
welke de uitvoeringsdienst in het voorafgaande jaar heeft gegenereerd op basis van de
basistaken en verzoektaken.                                
Relatie met programma Programma 1: Wonen en leven                    
Programma 5: Bestuur en algemene dekkingsmiddelen    
Doel De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) voert namens de provincie Noord-Brabant en de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering. Uitgangspunt hierbij is het bevorderen van een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving.
Bestuurlijke ontwikkelingen

De ODZOB voert volgens afspraak met de deelnemers taken uit volgens twee programmadelen. Enerzijds het programma lokale dienstverlening, zoals de basis- en verzoektaken. Anderzijds het programma regionale samenwerking. Dit betreft gemeentegrens-overstijgende ontwikkelingen, bundeling van expertise en schaalvoordelen.

In maart 2023 is de meerjarenvisie (2023-2027) vastgesteld door het Algemeen Bestuur. Deze visie is het
uitgangspunt voor de te volgen koers van de ODZOB voor de komende jaren.

Risico

De omgevingsdienst heeft in haar begroting (niet-limitatief) een aantal risico’s benoemd:

  • Ransomware
  • Gedeelde proces-verantwoordelijkheid
  •  Kosten ontwikkeling ICT voorzieningen
  •  Ziekteverzuim en doorbetaling loonkosten
  • Beschikbare uren en beschikbaar budget voor opleidingen niet evenwichtig
  • Niet kunnen beschikken over voldoende en gekwalificeerd personeel, zowel vast als inhuur
  • Te lage productiviteit, niet veroorzaakt door ziekteverzuim
  • Kennisverlies als gevolg van uitstroom van medewerkers / inhuur via flexibele schil
  •  

Deze risico’s kunnen leiden tot een negatief resultaat. Volgens de GR kan een negatief resultaat ten laste komen van de reserves en/of ten laste van de deelnemers. 

Financiële informatie (x €1.000,-)
  2026** 2027 2028 2029
Resultaat - - - -
Eigen vermogen - - - -
Vreemd vermogen - - - -
Totale bijdrage gemeente Cranendonck 921 921 921 921
- Milieutaken (basis- en verzoektaken) 598 598 598 598
- Programma regionale samenwerking 73 73 73 73
- Overige opdrachten * 250 250 250 250

* Schatting van de taken buiten het werkprogramma.

** Vanaf 2025 valt een deel van de overige taken onder de basistaken.

 

Regionaal Bestuur Openbaar Onderwijs de Kempen
Vestigingsplaats Veldhoven
Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
Bestuurlijk verantwoordelijk J. Drieman
Zitting in dagelijks bestuur Nee
Relatie met programma Programma 4: Sociaal Domein
Doel Samen met negen andere gemeenten (Bladel, Eersel, Heeze-Leende, Nederweert, Oirschot, Reusel-De Mierden, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre) houdt de gemeente Cranendonck het openbaar basisonderwijs in stand via een gemeenschappelijke regeling. De schoolbestuurlijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn overgedragen aan de Stichting de Kempen, regionaal bestuur voor openbaar en algemeen basisonderwijs.
Bestuurlijke ontwikkelingen De gemeente heeft in principe geen enkele inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid en bevoegdheid ten opzichte van Stichting de Kempen. Ook niet waar het gaat om de begroting van het schoolbestuur. Alleen als het schoolbestuur failliet zou gaan, wordt de gemeente weer verantwoordelijk voor de binnen de gemeentegrenzen aanwezige openbare basisscholen.                    
De 10 aangesloten gemeenten vormen tezamen het Regionaal Samenwerkingsverband Openbaar Basisonderwijs De Kempen.            
Risico Er zijn op dit moment geen risico's benoemd.
Financiële informatie (x €1.000,-)
  2025 2026 2027 2028
Gemeentelijke bijdrage - - - -

 

Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
Vestigingsplaats Eindhoven
Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
Bestuurlijk verantwoordelijk R. van Kessel
Zitting in dagelijks bestuur Nee
Belang op basis van stemverhouding

Bij het vaststellen van de jaarrekening, begroting en begrotingswijzigingen brengen de
leden die een gemeente vertegenwoordigen tot 20.000 inwoners één stem uit, de leden die een gemeente vertegenwoordigen met 20.000 of meer inwoners brengen twee stemmen uit, vermeerderd met een stem per volledig veelvoud van 15.000 inwoners, waarmee het aantal van 20.000 inwoners door die gemeente wordt overschreden. In dit geval heeft de gemeente Cranendonck twee stemmen.

Bij de overige besluitvorming door het algemeen bestuur vindt stemming plaat op basis van de gewone stemwaardering (één stem per gemeente).  

Het bestuur van VRBZO bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten en kent een Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en de voorzitter. De bestuursorganen laten zich in hun taakuitoefening adviseren door de Commissie Financiën & Bedrijfsvoering waarin vertegenwoordigers van het bestuur, gemeentesecretarissen (2) en controllers van gemeenten (2) zitting hebben. Daarnaast zijn er 2 inhoudelijke commissies waarin onderwerpen met betrekking tot brandweerzorg en crisisbeheersing met enkele burgemeesters inhoudelijk worden voorgesproken.                

Relatie met programma Programma 5: Bestuur en algemene dekkingsmiddelen
Doel

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) is een organisatie waarin de brandweer en de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) samenwerken om incidenten en rampen te voorkomen, te beperken en te bestrijden.  

VRBZO is een samenwerkingsverband tussen 21 gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant. 

VRBZO voert taken uit op het terrein van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet veiligheidsregio’s. 

Bestuurlijke ontwikkelingen

VRBZO constateerde in 2024 dat zij al enige tijd niet kan voldoen aan eisen en verwachtingen, die aan een veiligheidsregio mogen worden gesteld. De organisatie heeft lange tijd met moeite kunnen en willen voldoen aan deze vereisten en verwachtingen. Er zijn grote zorgen over de bedrijfscontinuïteit, op onderdelen wordt niet of onvoldoende voldaan aan wettelijke vereisten en er is onvoldoende slagkracht voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden. Het gaat hierbij met name om de vakbekwaamheid bij de brandweer, capaciteit bij de brandweer (zowel vrijwillige als beroepskrachten) en om taken op het gebied van ICT in de bedrijfsvoering. Lange tijd is getracht om binnen de bestaande middelen te voldoen aan de minimale vereisten. Maar blijven zoeken naar nog enige ruimte in de begroting is niet langer mogelijk en verantwoord. Deze constateringen deelden we met het Algemeen Bestuur en ook met de raden. Via o.a. raadsinformatie bijeenkomsten werden zij over de situatie geïnformeerd. Het bestuur heeft opdracht gegeven om de geschetste problematiek verder te concretiseren. Deze bestuurlijke opdracht is uitgewerkt, waarbij de eerste deelopdracht – het voldoen aan wet- en regelgeving – door het Algemeen Bestuur is vastgesteld en inmiddels is uitgevoerd. Dit heeft in 2025 geresulteerd in een begrotingswijziging.

Er zal nu een vervolg worden gegeven aan de bestuurlijke opdracht door het uitvoeren van deelopdracht 2: de basis op orde brengen; en deelopdracht 3: komen tot een strategische visie met als focus het jaar 2035. Besluitvorming over de Strategische Visie 2035 is gekoppeld aan de besluitvorming rond het nog op te stellen Regionaal Beleidsplan 2027-2030 en staat gepland voor april 2026. Raden worden hier actief bij betrokken en ook wordt het beleidsplan ter zienswijze voorgelegd.

Risico

Voor de uitvoering van bestuurlijke opdracht om te voldoen aan wet- en regelgeving is in 2025 de gemeentelijke bijdrage structureel verhoogd. Om de verhoging van de gemeentelijke bijdrage in 2026 en 2027 te dempen, is in deze jaren een onttrekking uit de algemene reserve. Door deze onttrekkingen loopt de algemene reserve vrijwel leeg in 2027. De algemene reserve gebruiken we ook als weerstandsvermogen voor risico’s. Dat betekent dat er t.z.t mogelijk onvoldoende reserve is om onverwachte grote incidentele tegenvallers op te vangen binnen de organisatie. 

Financiële informatie (x €1.000,-)
  2026 2027 2028 2029
Gemeentelijke bijdrage 1.507 1.507 1.507 1.507

 

Werkvoorzieningsschap de Risse Groep
Vestigingsplaats Weert
Rechtsvorm Gemeenschappelijke regeling
Bestuurlijk verantwoordelijk

J. Drieman

Zitting in bestuur Ja: J. Drieman, H. Driessen
Belang De gemeente Cranendonck is, evenals de andere deelnemende gemeenten, met twee leden in het bestuur vertegenwoordigd. 
Relatie met programma Programma 4: Sociaal Domein         
Uitvoering vanuit GR A2 samenwerking    
Doel Werkvoorzieningsschap Risse Groep zorgt voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening voor de gemeenten Cranendonck, Nederweert en Weert. Risse Groep richt zich op het verbinden van mensen met werk, meer specifiek de mensen indicatie voor de sociale werkvoorziening dan wel de Participatiewet. Werk binnen de Risse Groep dan wel bij partners in de regio. Het detacheren en begeleiden van mensen bij onze partners verzorgt het onderdeel Werk.Kom.                                    
Bestuurlijke ontwikkelingen Risse Groep heeft een duidelijke koers tot 2030. Ondernemen en ontwikkelen met aandacht voor mensen, vanuit een gezonde financiële bedrijfsvoering. Dat doel blijft voor ogen in de opgave om de komende jaren te transformeren van een sociaal werkbedrijf naar een ontwikkelbedrijf.
Risico Uit de jaarrekening 2024 van Risse Groep blijkt dat het weerstandsvermogen € 1.130.000 bedraagt en daarmee binnen de bandbreedte ligt van € 0,9 tot € 1,9 miljoen. De bandbreedte heeft het bestuur van Risse groep aangegeven als benodigd om financiële risico's op te vangen.  Belangrijke opgaven waar Risse Groep zijn de herinrichting van de infrastructuur, de transformatie van werkbedrijf naar ontwikkelbedrijf en de verduurzaming van haar gebouwen op de ontwikkelcampus. Samen met de gemeenten, al dan niet ondersteund met middelen van het Rijk, krijgen deze vorm in business-cases  passend  binnen de financiële bandbreedte van de begroting van Risse Groep.
Financiële informatie (x €1.000,-)
Bron; Primaire begroting 2026 (april) 2026 2027 2028 2029
Resultaat 0 0 0

0

Eigen vermogen 1.144 1.144 1.144 1.144
Vreemd vermogen 4.688 6.413 6.457 6.473
Gem. bijdrage (gelijk aan budget t.b.v. Wsw in participatie-budget) 1.999 1.940 1.897 1.824
Gem. bijdrage (extra in exploitatie) - - -  
Extra gemeentelijke bijdrage o.b.v. primaire begroting Risse 2022 98 82 82 82
Extra bijdrage o.b.v. bijgestelde begroting 2023 - - - -